Vogeltrek over Nederland 1976 - 1993
door: Alco van Klinken

Tegenwoordig worden er veel vogelboeken uitgegeven. Welke gewone vogelaar heeft genoeg plankruimte voor al die mooie boeken? Je zou zeggen dat een verzadigde markt het aanbod aan nieuwe boeken zou verkleinen, maar dat lijkt er nog niet in te zitten.
Tot nu toe hoorden delen uit de serie Ecologische Atlassen van uitgeverij Schuyt niet tot de categorie vogelboeken die men kon laten liggen: denk aan de atlassen over weidevogels, roofvogels en wadvogels. Stuk voor stuk wisten die de kick van veldervaringen over te brengen, samen met een toegankelijke hoeveelheid wetenschappelijke informatie. Een boek van Schuyt over het opwindende onderwerp vogeltrek zou dus moeten leiden tot de dwingende oproep: Kopen dat boek!
Jammer genoeg kan ik dat advies niet geven bij het boek Vogeltrek over Nederland. In het kort zijn mijn bezwaren: de inleidende hoofdstukken hebben een weinig opwindende stijl, de figuren bij de soortsbesprekingen lijden onder een volledigheidsmanie en het boek is slordig geredigeerd. Dit laatste merk je aan het feit dat veel figuren in de tekst slecht worden toegelicht, of dat een toelichting in het geheel niet te vinden is.
De opzet van het boek is veelbelovend. De openingshoofdstukken behandelen de voorgeschiedenis van het vogeltrektellen en een vergelijking tussen radartellingen en de ambachtelijke vorm van vogeltrektellen (met verrekijker en telescoop). Natuurlijk ontbreekt een uitgebreide beschrijving van de gehanteerde methoden niet. Vervolgens komen soortbeschrijvingen, die het hart van het boek vormen. Ter afsluiting wordt stilgestaan bij de totale aantallen doortrekkers en trends.
Waarom slaat de vonk bij dit boek niet over? Volgens mij zijn de voornaamste redenen: het materiaal is al te oud (verzameld tussen 1976 en 1993) en de informatie is doorspekt met statistische informatie die als kiezelstenen in een hap rijst gemengd zit.
De schrijvers van dit boek hadden hun kwantitatieve basisinformatie beter op het internet kunnen laten staan. Nu is voor de onderzoeksperiode alle kwantitatieve analyse in het boek gepropt. Doordat de onderzoeksperiode echter al behoorlijk lang achter ons ligt, verliezen de vele details hun relevantie. In de begeleidende tekst van de soortbeschrijvingen staat als anekdote hier en daar een recentere waarneming (van na 1993) als aanvulling. Zoiets komt verfrissend en spannend over, maar dissoneert in de over-gestatisticeerde rest van het boek. Het is merkwaardig dat sommige van de schrijvers in bijdragen aan het SOVON-nieuws wèl lichtvoetigheid en juiste dosering van wetenschappelijke informatie kunnen laten samengaan. In dit boek is dat niet gelukt. De foto's zijn vervolgens niet van een kwaliteit die tegenwoordig mogelijk is.
Tenslotte nog een specifiek Groningse opmerking. Van de 121 telposten die gegevens leverden, stammen vijftien uit onze provincie. Merkwaardig genoeg zijn die ingedeeld in drie van de vier onderscheiden regio's in Nederland: West-Nederland (elders in het boek ook "Laag Nederland" genoemd), Midden Nederland en Hoog Nederland. Van de Groninger telposten zijn momenteel alleen nog die in de Eemshaven en van "De Hop" (ten Zuiden van de Hasseberg) in gebruik.