Das Sperbergrasmückenerlebnis De Elbe
20 mei 2009 / 24 mei 2009
door: Ana Buren
Inleiding
Er wordt een Elbe-excursie georganiseerd door de activiteitencommissie van Avifauna Groningen. Tijdens het Hemelvaartsweekend van 20 t/m 24 mei 2009 gaan we naar het zogenaamde Wendland ter hoogte van het plaatsje Gartow in het stroomgebied van de Elbe. Er wordt gekampeerd op het terrein in het rivierduindorp Laasche. Ik ga natuurlijk niet kamperen, ik ben daar gek zeg, slapen op zo’n spartaans matje op de kouwe grond! Maar ik zag dat er een paar caravans te huur staan op de camping van Laasche. Dan is het misschien wel te doen. Even een email en Frau Pewsdorf reserveert voor mij van harte een Wohnwagen. Nu alleen nog hopen op mooi weer. Ik heb voor €40,- aan spul tegen tekenbeten gekocht. Mij kan niets meer gebeuren. En een pak spaghetti, dat neemt lekker weinig ruimte in. Ik ga iedere dag spaghetti eten, met bacon of vis, tomaten of paprika, kaas of paddenstoelen. Camera, verrekijker, wegwezen.
woensdag 20 mei
Ik stap in de luxueuze Volvo die mij in heel aangenaam gezelschap naar het dorp Laasche zal voeren. Op de E22 zien we even voorbij Leer een Grauwe Kiekendief man in een lage glijvlucht over de akkers zweven. Dat is een mooi begin. Een Ooievaar in de wolkenloze lucht in de buurt van Bremen en ter hoogte van Dannenberg scheren de Gele Kwikstaarten vlak langs onze auto. Die Gele Kwikstaarten zullen mij tijdens de gehele duur van het verblijf in grote getale blijven begeleiden. In Nederland staan ze al op de Rode Lijst maar hier wemelt het er nog van.
De Camping in Laasche. Koekoeken, Wielewalen, Braamsluipers, Europese Kanaries en een haan. Frau Pewsdorf begeleidt ons naar onze verblijfsplek. In mijn geval een caravan met koelkast in de voortent, gas voor mijn spaghetti en stroom voor mijn oplaadapparaten. Ik ben namelijk van plan om veel foto’s te gaan maken. Met 17 GB aan geheugen moet ik een heel eind komen. Op tafel ligt een vliegenmepper klaar. Die is wel nodig, want het stikt er van de muggen. Ik rits de voortent stevig dicht.
Als ik mijn spullen heb uitgepakt zie ik dat er een heel erg grote wesp in de voortent rondvliegt. Zo’n grote heb ik nog nooit gezien. Groter dan een Hornaar. Ik ben allergisch voor wespengif dus hier ben ik niet blij mee. Het zal me toch niet gebeuren dat ik de pijp uitga voordat ik een Ortolaan heb gezien! Hij komt vervaarlijk dicht bij mij in de buurt, dus ik verschuil me in de caravan en loer door een kier in de deur naar het monster. Maar ik zal er toch weer uit moeten komen en zin op een list. Ik ga proberen hem te vangen met een maatbeker en een stukje karton. Maar iedere keer als ik de beker over hem heen wil schuiven gaat ie dreigend achter mij aan. Wat een joekel is het! Hier is een strategiewijziging nodig. Ik rits de voortent weer open en geleid hem met de vliegenmepper uiteindelijk met zachte, maar overredende kracht naar de uitgang.
Bij een inspectie van de camping zie ik dat mijn caravan is gelegen aan het pad ‘Die Durststrecke’. Ik hoop niet dat dit mijn buurtgenoten karakteriseert.
donderdag 21 mei
Om 4.00 uur ben ik klaarwakker, dus ik stap uit bed. De sanitaire voorzieningen zijn pico bello in orde. Een bibliotheek bij de WC’s met een grote keuze aan detectives. Het is er schoon en er is overal heet water, in de toiletten en bij de afwasplek , behalve in de douche. Daar heb je een muntje nodig. Dus dat wordt een koude douche. Wakker ben ik toch al. De Koekoek en de haan zijn luid aan het roepen, de Merel en de Wielewaal zingen, mussen, Tjiftjaf, Gierzwaluw, Boeren- en Huiszwaluw, Zwartkop. Ontbijt met radijsjes.
Direct achter de camping ligt een prachtig natuurgebied met roggevelden, rivier, moeras en bos. Ik hoor de Groene Specht lachen en even verderop het geroffel van de Zwarte Specht. In de bomen vlakbij zit een Spotvogel die vreselijk zijn best doet. Een repertoire van grappig gezang, met een telkens terugkerend badeendje. Een paar meter verderop zie ik in de nevelige schemering al een Kraanvogel foerageren. Reeën komen tevoorschijn uit de bosrand, kikkers kwaken.
Overal hoor je het gezang van de Veldleeuwerik. Het grappige is dat de vogel hier niet meteen opstijgt tot een stipje op duizelingwekkende hoogte, maar dat die enkele meters boven je hoofd gaat kwinkeleren, op zo’n geringe afstand dat je oogcontact kunt blijven onderhouden.
Het pad voert naar een donkerebomenbos. Zo’n bos waar je ieder moment een Everzwijn op je pad kunt verwachten. Dat zou natuurlijk een welkome aanvulling op mijn spaghetti zijn. Op de terugweg Nachtegaal, Geelgors, Grauwe Gors, Gele Kwikstaart, een paartje Grauwe Klauwier, baltsende Watersnippen, weer heel veel Veldleeuweriken en de Spotvogel.
In Gartow halen we de fietsen op en dan ontmoeten we de rest van het gezelschap: Obergruppenführer Wim Woudman, Hulpsinterklaas Bauke Koole en Stille Kracht Virry Schaafsma. En de anderen. Oef, dat is wel heel veel Gruppe, tegen de dertig man, waarvan vier kinderen. Een gedeelte is al elders aan het speuren naar de Grote Karekiet die zijn aanwezigheid aan de overkant van de brug luid en duidelijk kenbaar maakt.
Wim: ‘De gezelligheid wordt een probleem. Noteer dat maar.’ Gezellig kletsend fietsen we naar het natuurgebied Elbholz, een van de laatste ooibossen in Europa, met eiken, essen en olmen. Broedgebied van Kraanvogels, Zeearenden, Rode Wouw en Wielewaal. Overal klinkt het gezang van Nachtegalen. De eerste Rode en Zwarte Wouw. In het Ortolaantje speuren we echter tevergeefs naar de Ortolaan.
Verder fietsen naar de dijk, naar boven en dan zien we hem: de Elbe. Een groep van 18 Kraanvogels vliegt voorbij en begint vlak voor onze ogen rond te cirkelen. Natuurlijk weer de nodige Rode Wouwen. Zo “gewoon” als bij ons de Buizerd is, zo “gewoon” is hier de Rode Wouw. Een indrukwekkende sierlijke vogel met een ongelooflijke wendbaarheid. ‘Hij wappert met zijn vleugels als was aan de lijn’. vindt Wim die niet aan wasdrogers doet. Helaas lukt het mij niet om hem mooi op de foto te krijgen.
Omringd door hornaars fietsen we over het dijkje richting Imbiss in Schnakkenburg, daartoe stevig aangespoord door Jan-Allex die honger heeft. ik piep er met Bauke, Virry en Geke tussenuit richting Alanden. We horen hier en daar Buidelmezen, maar die zien we pas echt mooi door de telescoop als we in de Alanden zijn aangekomen. Hij is druk doende om een nestje te bouwen. Ik zie er ook mijn eerste Grote Karekiet die na zijn krassend lied ten gehore te brengen wegduikt in het riet.
De rest van de Gruppe heeft ons weer weten te vinden en gezamenlijk bewonderen we nog enkele Zeearenden, Rode en Zwarte Wouwen en een Visarend. Piet Glas heeft hiervoor zijn telescoop tevoorschijn gehaald, een oud beestje. Een van de eerste Swarowski’s uit de 70/80-er jaren. Hij wordt met klittenband en elastiekjes bijeengehouden. Na weer de nodige Kraanvogels krijgen we aan de Eichenallee tussen Holtorf en Gartow dan eindelijk de eerste Ortolaan te zien. In een dode boom vlakbij een open veld, zoals het hoort. Hij zingt zijn simpele rinkelende strofe, helaas erg ver weg, maar in de telescoop zijn zijn gele bakkebaarden goed te zien.
Dan crossen we in een hoog tempo terug naar Gartow waar Bauke ons naar de ‘Imbiss am See’ mit volkstümlicher Musik leidt. De mannen drinken er ½ liter-Bieren. Er worden worsten met frieten naar binnen gewerkt en Jeroen verorbert een Spargelsalat mit tomato pomodori, gehacktes Ei und Knobibrot. De Spargel zijn uit blik.
Er pakken zich donkere wolken boven onze hoofden samen, dus ik hijs mij onwillig op die fiets en ben net binnen voor de stortbui en het onweer losbarsten. Het is net zo snel weer over als het gekomen is en een uur later zie ik van achter mijn bord spaghetti een Zwarte Roodstaart onbekommerd in de avondschemering heen en weer hippen.
In de partytent van mijn overburen staat de radio op vol volume, terwijl er niemand aanwezig is. Elders fluit een fluitketel zijn lied. Campingbewoners paraderen langs mijn caravan en kijken nieuwsgierig in de voortent. Ik geloof niet dat ik een campingmens ben. Ik doe de gordijnen dicht.
vrijdag 22 mei
Om 4.30 uur weer kwiek uit de veren, want ik ben wakker en het is mooi weer. De haan is mij deze keer te vlug af. Zijn gekraai laat zich horen in duet met het ‘koekoek!’. Ontbijt ingepakt en direct op pad naar de Veldleeuweriken, de gorzen en de Gele Kwikstaarten, de rogge en de wolfsmelk , waar de tijd zó snel voorbijgaat dat ik maar net op tijd terug ben voor de excursie van de dag.
Met de auto’s rijden we allereerst naar Dannenberg waar we bij de Lidl proviand inslaan en dan op weg naar de Sperwergrasmus bij Vietze.
Niels weet waar hij zit, dus die gidst. Maar hoe we ook turen, we zien er van alles, maar geen Sperwergrasmus. Dan begint Jeroen als een gek te zwaaien. Hij staat voor een bos en wijst. Aan de snelheid waarmee de mensen naar Jeroen toe rennen kun je het twitchergehalte aflezen. In de kopgroep zitten natuurlijk Wim en Bauke, maar ook Duko, de 11-jarige zoon van Jur. Zelden zo een enthousiaste jongen gezien wat vogels betreft. Ik zit achter in de middengroep. De vogel schijnt alweer gevlogen te zijn.
Ik krijg zere voeten van het staan en ga op een heuveltje zitten om het Sperbergras-mückenerlebnis van een afstandje te bekijken. Er ontstaat weer opwinding in de Gruppe. Ze schijnen hem weer te zien. Zal ik mij weer bij hen voegen? Mijn voeten schudden van nee en in plaats van naar beneden te rennen sla ik de ANWB-gids erop na. Eigenlijk wel een erg mooie vogel en wat een gele ogen! Zal ik niet toch maar gaan kijken? Ik stel mijzelf een gewetensvraag: kan ik ermee leven dat ik op enkele tientallen meters afstand van een Sperwergrasmus heb gezeten en dat ik niet ben wezen kijken? Ja, daar kan ik best mee leven. Ik vind het leuk om naar mensen te kijken die een Sperwergrasmus zien. Wat zien ze er blij uit!
Als we op weg zijn naar de overkant van de Elbe wordt er in de auto nog lang over nagepraat. Ze hebben ze zien baltsen en zowel de zang als het geratel gehoord! Onderweg zien we van heel dichtbij een ooievaarsnest met jongen. De Ooievaar is bezig met de voorjaarsschoonmaak en slingert fanatiek al het vuil over de nestrand. Bij Dömitz komen wij in de voormalige DDR en dat is direct te merken. Mooie oude vakwerkhuizen, maar erg verwaarloosd. Leegstaande Kolchosen. De dorpen ogen grauw en verlaten.
De twee kilometer lange duinenstrook van het Elbedal bij Klein Schmölen is een plek waar de Boomleeuwerik zich graag ophoudt. Er is een “Lehrpfad” uitgezet waarlangs je allerlei bijzondere waarnemingen kunt doen, vooral op het gebied van planten en insecten. De duinentoppen zijn 30 meter hoog. Dat klinkt niet veel, maar als je met bepakking en met je zware wandelschoenen door het rulle zand omhoog ploetert tikt dat aardig aan. Ik haak halverwege af en bewonder de omgeving. Dat levert mij in ieder geval een waarneming van de Kuifmees op.
Bij Seedorf wordt gepauzeerd voor Kaffee mit Kuchen. Tijd genoeg voor mij om een wandeling te maken, want zo’n groep krijg je niet zomaar weer in beweging. ‘Een konvooi gaat net zo hard als het langzaamste schip’. stelt Jan Allex en gelijk heeft hij. Ik hoef niet ver te lopen en dan hoor ik een Grote Karekiet keihard bars knarsen in het riet. Ik ga er op mijn gemak bij zitten. Mooi klinkt het niet, maar wel bijzonder. Even verderop weer een nachtegaal. Op de terugweg vliegt er onder de brug een IJsvogeltje heen en weer. We zien zijn holletje door de telescoop.
Bij het Rambower Moor is een kijkhut en daar doen wij een poging om de Roerdomp te spotten. Jan Allex zegt hoofdschuddend dat we daar niet aan hoeven te beginnen. ‘Het zit in het riet, je ziet het niet.’ orakelt hij. Maar even later richt hij zijn verrekijker vol ongeloof op een Rohrdommel vlakbij in het riet. Genept! Hij is van plastic. Inmiddels is het gaan regenen zodat we weer comfortabel in de auto gaan zitten. Bij Lenzen met het pontje terug. Er vliegen Zwarte Ooievaars over de Elbe.
zaterdag 23 mei
Om 4.30 uur opgestaan, want ik ben wakker en het is mooi weer. Koud douchen, want ik heb er nog steeds niet aan gedacht om warmwatermuntjes te kopen, de haan groeten, ontbijtje inpakken, en door het hek aan de achterkant van de camping sluipen naar wat inmiddels ‘mijn’ plek is geworden. De tijd in de gaten houden want ik moet om 9.30 uur in Pevestorf zijn voor de fietsexcursie.
Bij de ‘Lindenhof’ in Pevestorf waar een flink aantal excursiedeelnemers is gehuisvest zit men nog uitgebreid aan het ontbijt/koffie. De nieuwkomers gaan ook wellustig aan de koffie met gebak. Het duurt dus nogal voordat zelfs het langzaamste schip uitgevaren is. Wim probeert het proces te versnellen door aan te kondigen dat zowel koffie als gebak op rekening van Avifauna Groningen gaat. Dat brengt een enkeling op het idee om alsnog gebak te gaan bestellen.
We gaan fietsen aan de oostkant van de Elbe. Bij Pevestorf met het pontje naar de overkant en bij de haven van Lenzen eerst even een stukje linksaf langs de Elbe om de ooievaarsnesten verderop te bekijken. Een subgroepje blijft bij de haven achter. Ik blijf halverwege staan om een groepje Spreeuwen te fotograferen. Prachtig blauwgroen glanzend in het zonlicht op de nok van een dak. Ze landen telkens op een rijtje, opgewonden kwetterend. De buitenste Spreeuwen van de rij willen steeds liever knus in het midden zitten, vliegen op en landen op de begeerde plek. Dan zijn er natuurlijk weer nieuwe buitenste Spreeuwen die ook liever in het midden willen zitten, want zo gaat dat. Het eindigt steeds met een wild gekrakeel waarna de hele groep opvliegt. Ze maken me aan het lachen, zodat passerende toeristen mij bevreemd aankijken. Dan komt die Gruppe weer langs en ik sluit me opnieuw bij hen aan.
In het haventje bij het bruggehoofd zijn een paar Huiszwaluwen druk bezig met het voeren van hun jongen. Op slechts een paar meter afstand is het een komen en gaan, wat natuurlijk een goede gelegenheid is om wat mooie plaatjes te schieten. Even verderop is nóg een flinke kolonie Huiszwaluwen. Een aantal nesten is gekraakt door mussen die dwaas door de opening naar buiten loeren.
De reis gaat verder langs de noordkant van de Elbe richting Schnakkenburg. Een prachtige tocht. Een schitterende rivier met overal kleine zandstranden tussen de strekdammetjes waar tientallen steltlopers hun toevlucht vinden: Kleine Plevieren, Bontbekplevieren, Oeverlopers.
In het grasland aan de andere kant zien we talloze eendensoorten en baltsende Koekoeken. ‘ANA! RODE WOUW, HEEL DICHTBIJ!’ roept Wim. Die heb ik nog niet goed op de foto gekregen dus eindelijk! Ik haast mij om mijn camera in te stellen en als met een mitrailleur maak ik foto’s van de Rode Wouw. Ik weet niet van ophouden. De vogel zwenkt en komt weer terug. Prachtig beest! Bijna doorschijnend in het zonlicht.
‘Ja, nu is het wel genoeg. Hou nou maar eens op. Je hebt nog niet eens een foto van mij gemaakt. Ik weet wel wat die rooie wou. Die rooie wou een rooie wouw!’ De grapjes zijn niet van de lucht. Maar dat kan mij niet schelen. Ik heb hem op de foto.
Even later verschijnt er een Zeearend en nog weer even later een Visarend. Het houdt niet op. Als we doorfietsen blijkt de groep geslonken te zijn. De leiding is er vandoor, achter Jeroen aan die weer ergens een Sperwergrasmus heeft ontdekt. En Jur is weer achter zijn zoontje Duko aan die achter Wim en Bauke aan is gefietst op zoek naar de Sperwergrasmus.
In Schnackenburg ontmoeten we elkaar weer op het terras van de Imbiss. Daar maak ik nader kennis met Niels, ex-penningmeester van Avifauna Groningen. Hij vertelt boeiende verhalen over lang geleden, de tijd dat hij in het bestuur zat en er nog veel animo was om in het bestuur van Avifauna Groningen plaats te nemen. Mooie tijden waren dat.
We fietsen terug naar huis. Na een paar honderd meter stuiten we op Jur en zijn zoon Duko die naar een vogel in het struikgewas luisteren. Het is een Europese Kanarie zegt Jur. ‘Zre-zre-zre…’eindeloos herhalend zonder pauze. Ademloos luisteren we minutenlang naar het ‘Zre-zre-zre… ‘ Dan komt de achterhoede langszij. Bauke stapt af en roept: ‘Krekelzanger!’ Huh?? Duko raakt helemaal opgewonden. ‘Zal ik even naar de anderen fietsen? Het is wel zo aardig om het te laten weten dat hier een Krekelzanger zit.’ 'Nee, jij blijft hier.' De Krekelzanger doet nog een paar keer ‘Zre-zre-zre’ en doet er verder het zwijgen toe. Via het oortje luisteren we om de beurt naar de Krekelzanger en de Europese Kanarie op het MP3-apparaat van Bauke. 'Het lijkt helemaal niet op de zang van een Europese Kanarie.' wrijft Duko zijn vader nog eens hardvochtig in. In een moordend hoog tempo fietsen we terug naar Pevestorf. Ik kijk jaloers naar de elektrische fiets van Piet.
’s Avonds, in mijn caravan, wil ik enige orde scheppen in mijn aantekeningen. Aan de hand van de kaart probeer ik te reconstrueren waar we nu eigenlijk zijn geweest. Ik kan me niet erg goed concentreren, want de Duitsers van de caravan tegenover mij zitten met zijn allen buiten aan het bier. Het gaat om Opa, Vati, Mutti, Onkel, Tante en drie Enkelkinder die steeds luidruchtig de aandacht van Opa proberen te trekken. Nadat alle buren, inclusief ‘die Holländer’, zijn besproken, gaan ze over tot de discussie hoe je het beste Eiersalat maakt. Nu weet ik toevallig heel goed hoe je Eiersalat maakt, dus onwillekeurig moet ik luisteren. Na een half uur lijken ze eruit te zijn. Ik denk: ik zou er toch nog een beetje mosterd doorheen doen. ‘Senf! Senf gehört natürlich dazu!’ roept Tante.
Een buurman verder weg probeert een motor te starten. Dan mogen we gaan slapen.
zondag 24 mei
Het is 2.30 uur en nog pikkedonker. Ik ben klaarwakker, dus ik stap uit bed. Ik zal vandaag die aanstellerige haan eens te vroeg af zijn. Met een heerlijk ontbijt in mijn rugzakje sta ik een uur later buiten op de camping te luisteren of er al vogels wakker zijn.
‘Koekoek!’ Dat kon niet missen. Koekoeken schijnen niet te slapen, dat zijn de corpsstudenten van de Elbe. Dan volgt de zang van de Merel, eerst nog wat aarzelend en dan op volle sterkte. De haan heeft zich nog niet laten horen, de slapekop. Daar slaat een Vink en in de verte wordt een Kraanvogel gevild. Een Zwarte Kraai krast, een Duitser snurkt luidruchtig. Ik hoor nog steeds geen Europese Kanarie die daar toch in flinke getale aanwezig moet zijn en inmiddels weet ik hoe die moet klinken. Het riedeltje van de Boomkruiper en het staccato van de Tjiftjaf. Heel voorzichtig trek ik het hek van de camping achter mij dicht, om de mensen niet wakker te maken.
Er is nog nauwelijks licht. Aan het begin van het pad naar Restorf ga ik in de berm zitten. Boven de velden hangt een nevel. Heel dichtbij zie ik een Koekoek in een eikenboom zitten. Hij roept en vliegt op. Met lauwe vleugelslagen vliegt hij een rondje en landt weer in de eik. Dit blijft hij herhalen. In de verte weer het gegil van de Kraanvogels en de Wielewalen dudeljoën in samenzang met de Koekoek. Een ree graast vredig en schijnt zich van mij niet veel aan te trekken. Dan zet het ochtendgloren in.
De lucht breekt in blauwe flarden en op de plaats waar de zon zal opgaan verschijnt een lichtrode stralenbundel gericht op de hemel. Of vice versa vanuit de hemel als een boodschap aan de zon. Zo van: ‘dáár moet je zijn, zon.’ In de verte staan de zendmasten van Pevestorf, aan de vroegere Ost-West-Grenze. De Spotvogel is al op dreef. In het voorbijgaan doet hij de brandweerauto: ‘TaTUUUuuTaTUUUuu.’
Vlakbij mij op de grond zit een Veldleeuwerik te oefenen op zijn ochtendzang. Het klinkt als geprevel, maar als hij de lucht ingaat gaat het over in gezang dat steeds zelfbewuster wordt. Hij gooit er zelfs het gejank van een Buizerd tussendoor. Hij vliegt vlak langs mij, doet zijn uitbundig lied en strijkt dan weer bij mij in de buurt neer, mij aankijkend alsof hij applaus verwacht. Dat heeft hij wel verdiend, maar ik durf niet hard te klappen in de stilte van deze omgeving.. Ontroerd eet ik een boterham met Port Salut, rucola en een tomaatje. Inmiddels is de zon verder opgegaan.
De Kool- en Pimpelmees, de Geelgors, Zanglijster en de Fitis hebben zich bij het orkest gevoegd. Twee Zwarte Raven vliegen diep krassend langs mij heen.
Ik stuit op een kerkhofje en via Lelietjes van Dalen en een Grote Bonte Specht vind ik de ingang. Het is een goed verzorgd kerkhof en het zijn voornamelijk heel oude graven. De overledenen heten bijna allemaal Pewsdorf, net als de eigenaar van de camping. Aan de rand van het kerkhof vind ik het graf van Elisabeth Pewsdorf, geb. Freddrich, 21-6-1822/18-10-1899. In gedachten probeer ik mij voor te stellen hoe het gebied er in haar tijd uitzag. Ik denk dat er niet veel veranderd is.
Overal zie ik felgele plekken in het gras. Dat zijn Geelgorzen die zó geel zijn dat je ze gerust Knalgeelgorzen mag noemen. Maar vooral de tientallen Gele Kwikstaarten die aan het foerageren zijn en onbekommerd om je heen hippen. De Grauwe Gors die telkens in hetzelfde struikje gaat zitten en mij zó dichtbij weet te lokken dat ik voordat ik het besef bijna tot aan de knieën in het water sta. De Rietzanger met zijn prachtig liedje laat mij heen en weer tijgeren tussen twee struiken. Telkens als ik het op wil geven om te fotograferen gaat hij ostentatief zichtbaar boven in een riethalm zitten kwinkeleren. Een Kwartelkoning kamt zijn haar, twee Watersnippen buitelen in hun baltsvlucht door de lucht, een Paapje laat zich mooi zien bovenaan een riethalm. Bij iedere stap laten de grassen een stuifwolk omhoog gaan en de waterplasjes met waterranonkel dampen. Dan plotseling een rinkelend gezang van die Ortolaan waarnaar we zolang hebben gezocht. Die zit gewoon achter de camping dus. Een Rode Wouw vliegt als een afscheid over mij heen. Ik keer terug naar de camping want ik moet inpakken en wegwezen.
Tot slot
Wat ik nu de meest bijzondere vogelervaring van deze reis vond? Dat was die Veldleeuwerik die niet bang voor mij was en zijn prachtig ding deed zo vlak voor mijn ogen. Ik kon hem bijna in zijn vlucht aanraken. Die gekke Spotvogel vlakbij de camping die ik nooit heb gezien maar wel iedere dag heb gehoord. Wonderlijk wat voor komische geluiden die vogel kan verzinnen. De Grauwe Gors en de Grauwe Klauwier die onverstoorbaar steeds weer in hetzelfde struikje landden en mij bijna in het moeras lieten zakken. En natuurlijk die Grote Karekiet die zich heel even liet zien en die schitterende Buidelmees, druk bezig met zijn nestje. En al die mensen die zo blij werden van die Sperwergrasmus.
Van de roofvogels vond ik het zien van de Rode Wouw een hoogtepunt. Sierlijk en wendbaar, doorschijnend als was.
Hieronder vindt u de soortenlijst. 140 in totaal. Die heb ikzelf lang niet allemaal gezien, want daar was het mij ook niet om te doen.
Ana
____________________
Links:
- GoogleMaps: Duitsland Elbtalaue middelpunt Restorf
- Nationalpark Elbtalaue Wikipedia
- Toerisme Luechow -Dannenberg (VVV) Elbtalaue Wendland
- Camping Laasche
- Gästehaus Der Lindenhof in Pevestorf
- Reisverslag Duitsland: Elbe 2012. Door Henk de Lange
- Duitsland: De Zeearenden van Laasche 2012/2013. Door: Ana Buren
Soortenlijst: Totaal 140
Fuut Dodaars Aalscholver Blauwe Reiger Ooievaar Zwarte Ooievaar Knobbelzwaan Rietgans Taigarietgans Grauwe Gans Bergeend Nijlgans Krakeend Wilde Eend Zomertaling Slobeend Tafeleend Kuifeend Wespendief Zwarte Wouw Rode Wouw Zeearend Bruine Kiekendief Sperwer Buizerd Visarend Schreeuwarend Torenvalk Boomvalk Fazant Waterral Kwartel Kwartelkoning Meerkoet Kraanvogel |
Scholekster Kleine Plevier Bontbekplevier Kievit Watersnip Regenwulp Wulp Groenpootruiter Oeverloper Kokmeeuw Stormmeeuw Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw Drieteenmeeuw Holenduif Houtduif Postduif Turkse Tortel Koekoek Bosuil Ransuil Nachtzwaluw IJsvogel Draaihals Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Middelste Bonte Specht Kleine Bonte Specht Boomleeuwerik Veldleeuwerik Oeverzwaluw Boerenzwaluw Huiszwaluw Boompieper |
Graspieper Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggemus Roodborst Nachtegaal Blauwborst Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Paapje Roodborsttapuit Tapuit Merel Kramsvogel Zanglijster Grote Lijster Sprinkhaanzanger Krekelzanger Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grote Karekiet Spotvogel Braamsluiper Grasmus Sperwergrasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Goudhaantje Vuurgoudhaantje |
Grauwe Vliegenvanger |