Een vogelweekend in Zeeland met Avifauna, 29 september tot 1 oktober 2000
door: Willem Hartholt
'Ja dat wil ik wel doen.' Iets van die strekking moet het zijn geweest, dat staat wel vast. In mijn naïeve enthousiasme, na een eerste heel weekend met Avifauna achter de vogels aan, was zo'n belofte nogal licht gedaan.
Maar nu. Weken, wat zeg ik, maanden na dato, moet er uiteindelijk nog zo'n stuk tekst op papier. Dat wordt dus lakmoespapier. Want een test: Wat blijft er nou van zo'n weekend hangen ?Welnu, we zullen zien.
Het loopt al mooi richting kerstdagen, maar toen was het eigenlijk nog zomer. Nazomer, maar eigenlijk nog zomer, daar kwam het zo'n beetje op neer. Geen herfststormen, geen heftige slagregens, geen kille noordwester met af en toe nog een verdwaalde donderslag en een lading hagel toe. Nee, ondanks de herfst op de kalender nog niks van dat al. We hielden dat nog te goed. Pas op zondagmiddag, toen we terugreden door de industriële cultuurwoestijn op het volgens Maarten 't Hart eens zo lieflijke Rozenburg, kwam er een mini-zondvloed over ons die ons begeleidde tot bij onze thuisstad. Onze mooie stad waar de adelaars dubbel in het wapen staan en de slechtvalken vanaf Renaissancetorens de duivenstand kort houden.
Het kwam zelfs nog tot terras met het hele gezelschap. Na een prettige wandeling op een zondagochtend. Zo mooi. Beschaafd en Hollands iets nuttigen op een terras. Een kopje met iets lekkers erbij, een plaatselijke specialiteit, duivekaters of bolussen of iets dergelijks. Zo ver zo goed over het weer. Geen details over windrichting, die ben ik kwijt. Ja, die laatzondagse regen was lauw en veel en kwam uit het Zuidwesten.
Hoe op een vrijdagochtend bepakt en bezakt op het Overwinningsplein te komen? Met een taxi en dan deel je de kosten met je vogelmaat die Klaas heet, dan valt dat best mee en wordt je fiets niet gejat. Daar tref je dan een mooie groep vogelgenoten en reis je 'met luxe wagens', zoals oudere Groningers dat plegen te zeggen, naar Zeeland af. Niet in colonne maar met tussenstop bij de Lepelaarsplassen in Flevoland. Je gaat tenslotte met vogelaars op stap en die moeten net als Lepelaars af en toe ook.
Naast voornoemde vogelmaat Klaas trof ik in de auto, en dat bleek voor de rest van het weekend te zijn, in Virry (ik hoop dat ik het goed schrijf) charmant gezelschap en in Henk (die van onze website) een prima chauffeur, die overigens ook charmant was, maar dan anders. Onderweg begon ik al dapper, zoals ik dat van mezelf gewend ben, met een scorelijstje. In eerste instantie werd daar nog wel een beetje half vertederd om geglimlacht, maar allengs stimuleert men mij toch steeds meer van harte in het bijhouden van de scores. Ik zit helaas echter aan de vangrailkant, achterin, en dat kost dan wel eens een paar waarnemingen. Die achterstandspositie zou mij later, op de terugweg, nog mijn eerste Zwarte Ooievaar kosten, maar dat wist ik toen nog niet. Ooievaar, dat lukte al vlot, gewoon vanaf de snelweg ergens ter hoogte van de Vijfheerenlanden, net over de Lek.
Ik was hartstikke nieuwsgierig hoe dat nou zou zijn, die delta en dan met name dat laatste stuk van het estuarium van Rijn en Maas die Nederland zozeer bepaald hebben. Ik kende de namen van grijze schoolfilms met de stem van Philip Bloemendaal over de watersnood, en later van de Deltaplan-openingsceremonieën uit de jaren zeventig met de eerste nog wat fletse voorzichtige kleurenbeelden, zodat je zelf kon zien welke kleur hoedje H.M. daarbij droeg.
Namen en flarden tekst: 'Verdronken land van Saaftinge', 'Zoutendijkse Schorren'. 'De veren Vlissingen-Breskens en Kruiningen-Perkpolder zijn wegens de mist uit de vaart genomen.' Zeeuws meisje en boterbabbelaars. Ala, ik weet er van, maar zelf heb ik nog zelden een echt Zeeuws meisje ontmoet, laat staan Neeltje Jans van aangezicht tot aangezicht. Dus vogels of geen vogels, sowieso een boeiende reis. En dat bleek. Mensenlief wat een mooie plaatjes. Wat een bijzondere stukjes Nederland, ook bijzonder mooie stukjes Nederland, ontrolden zich gedurende dit weekeinde voor mijn oog.
Saskia en Serge hadden gelijk ! Het begon bij Zierikzee. Mooi oud stadje zo't lijkt. En dan maar zoeken naar de inlagen. Uiteindelijk lukt dat en kunnen we onze stramme leden strekken. We wandelen het gebied door over de dijken en zien al wat leuke vogels. Ganzen, eenden, steltlopers. Speciaal voor de specialisten zit er om het interessant te houden een speciale vogel. Een idioot wit ding. In een helder ogenblik maak ik uit dat het een steltloper moet zijn gezien houding en profiel, en met zulke idiote tekening dus een Kemphaan. En ondanks allerlei wilde slagen in de lucht over de meest bizarre meeuwensoorten en tegensputterpartijen van echte kenners wordt daarop later ook de eindstand bepaald. Zo herinner ik het mij. En daarmee tevens dat met dat wapenfeit de allerergste onzekerheid van een beginnend vogelaartje voor de rest van het weekend wat gestild was. Ik had immers die Kemphaan goed, wat kon mij verder nog gebeuren.
Bij een voorzichtige basishouding uiteraard. Een beetje vliegbeeld, een beetje kleuren en uiteraard mijn uitstekende Kowa-telescoop, daarmee kon ik voorzichtig wel eens wat roepen, als ik maar oppaste met die roepjes, oeeh, want dat is link.. Na de inlagen kwamen we via de dijk langs de Oosterschelde en Neeltje Jans, waar we er ook nog even uitgingen maar wat niet veel opleverde, aan het eind van de middag in Veere aan. Waar we in een soort jeugdherberg, maar dan van Staatsbosbeheer, onderdak vonden voor de rest van het weekend. Er werd gezamenlijk gegeten en lekker ook. Maar al sla je me dood, ik weet niet meer wat en evenmin wie het had toebereid. Dat is natuurlijk meer dan schandalig maar het is zo.
Hoe dan ook, onze dank gaat uit naar hen die daar hun beste krachten aan wijdden. Na het eten kon er nog even buurtverkend en gerecreëerd worden. De natuur ter plekke, zo bleek mij uit een in het huis gevonden folder hadden we deels te danken aan geweld. Oorlogsgeweld, maar dan wel om dat te beperken. Inundatie aan het eind van de tweede wereldoorlog had voor zeer diepe inlagen (kolken of wielen zegt men elders in Nederland) gezorgd. En vanuit die kolken stromen weer watertjes, diepjes of maren zouden we in Groningen zeggen.
Rondom die kolken was bos aangeplant. Relatief jong, maar vrij rijk loofbos. Met redelijk veel zangvogels. En zelfs IJsvogeltjes naar me gelukkig later werd bevestigd. Ik dacht er namelijk één te herkennen die wegspoot uit het riet, als een pijl laag over het water, maar was niet geheel zeker. 's Avonds werd na de afwas door de gehele kolchoze een enkel glas gedronken. Sommigen trachtten nog tot dubbelglas of meer te komen, maar dat bleef zeer beperkt.
Ondanks het feit dat Aaldrik ruim, goed en prijsbewust had ingekocht. Onder het Groningse motto: 'as 't moar wat doent.' Men was moe en gekomen voor iets anders. Verstandig volk dus, zo bleek. Nog een beetje kopschuw hadden Klaas en ik gekozen voor de optie 'tientje meer, eigen kamer'. Dat had niet perse gehoeven, naar later bleek, maar beviel toch goed. Ook het paar Kalma koos, uit puur altruïsme naar ik begreep, voor die mogelijkheid. We hadden de gehele bovenverdieping voor ons vieren.
Wat ook prettig was: Je kon zo af en toe best even er tussenuit knijpen, voor een kort tukje, of een lekkere douche, maar ook om even stil in je eentje of met zijn tweeën het bos in te lopen, heel prettig allemaal. Afgesproken was om de volgende ochtend naar de Westkapelse zeedijk te gaan om wat naar zee en zeetrek te kijken. Vervolgens kon in principe ook in groepen uiteen worden gegaan, maar er werd toch een soort communis opinio gevonden in het Veerse meer, richting Ooltgensplaat. Daar konden we lekker op slapen.
Na het ontbijt reisden we de volgende ochtend gezamenlijk af naar Westkapelle. Asfalten zeedijk, robuust gewapend geval, moet immers Walcheren beschermen tegen een soms woest en onstuimig beukende zee. Daar vonden we als groep, met gelukkig een goed aantal telescopen, onze winderige plek. En we zagen inderdaad het nodige onderaan de dijk scharrelen of voorbijtrekken. Meest Noord-Zuid uiteraard.
Ik herinner me onder andere: Strandplevier, Grote Stern, Drieteenstrandloper, Jan-van-gents, een niet zekere Paarse Strandloper, die ik dus ook niet heb geteld, een groepje Zwarte Zee-eenden (kom je bij scrabble toch nog van die waardeloze E's af). Zeevissers. Ferries. Vrachtschepen. En achter ons, boven land, een Smelleken. Vermeld moet hier ook nog worden de vermetele constructie in hout waarmee, naar ik meen Berry, of was het nu toch Jeroen ?, ja die was het, zijn Leica op een statief bevestigde, zodat hij een heel mooi breed en scherp gezichtsveld had met veel licht en toch stil. (Dat concept lijkt me iets om toe te passen op een Swarovski in combinatie met de nieuw uitgebrachte zogenaamde double-boosters.)
's Middags trokken we gezamenlijk naar de Noordkust van Zuid-Beveland, aan de zuidoostkant van het Veerse meer. Daar aangekomen werd allereerst mijn gemoed in beroering gebracht door een hele mooie school van de kolossale forellen die daar huizen. Vogelaars zegt dat misschien niet zo veel, maar als ik nou vertel dat ik via het vissen aankomend vogelaar ben geworden, weet u meer. En mooi helder dat water daar! Voor het gevogel bleek het gebied, deze middag althans, niet al te rijk
We stuitten op een Bruine Kiekendief in de verte en een IJsvogel die voor velen de middag redde. Verder bleek de jonge en nog wat eenzijdige bosaanplant vooral te wemelen van de Roodborsten. Via een aantal Dodaarzen in een kolk retour slaapstee en daar nog tijd genomen voor een heel prettige wandeling door bos en langs bosrand met zicht op het Noordwalcherse landschap. Heel grappig was een weggetje ruim omzoomd door meer dan manshoge meidoornhagen waarin wat mezen en andere zangertjes vrolijk voor ons uit stuiterden.Ook de gulle en prikkelende lach van diverse groene spechten, waarvan we er ook nog één zagen, werd graag door ons, Virry, Klaas en ondergetekende, afgenomen.
En toen waren we alweer aan de slotavond van ons verblijf te Veere. Dat vierden we met een heel aangenaam etensmaal in het op steenworp afstand gelegen restaurant met zicht op het Veerse meer. Veel vis en mosselen. Bij voorkeur te besprenkelen met een koele witte wijn. Ja, echt aangenaam. Ook dat Avifaunavolk, ze vielen me mee, het hele weekend. (Gronings) Nadat we tot een redelijk vergelijk waren gekomen met de uitbater konden we, zoals dat clichématig wordt beschreven, moe maar welvoldaan de terugtocht aanvaarden naar ons logies. Ook deze avond duurde de nazit niet zo lang. De hele dag frisse buitenlucht en dan een goed warm eten, ja dat wil wel betijen.
Voordat men collectief het doek liet vallen werd nog wel afgesproken dat we de volgende ochtend alvorens naar huis te reizen nog een bezoek zouden brengen aan Westerschouwen en/of Haamstede, vooral om precies te zijn de Zeepeduinen. Moest ook heel mooi wezen. Jaah, riep men in koor, dat doen we. En zo geschiedde. Na de koude start en het pakken en opruimen restte ons slechts de laatste etappe.
Op naar Schouwen-Duiveland. Ook daar had ik nog nooit een voetstap gezet. Het bleef één groot ontdek-je-plekje dit weekend. Oude stadjes aan het water, weidse vergezichten. Groots en meeslepend toch om Hollander te zijn en daarmee deelgenoot aan een voorgeschiedenis vol zeevaart en strijd tegen het water en 'Waar de blanke top der duinen schittert in den zonnegloed.' Als je het maar wilt zien, he. De Zeepeduinen leverden ons nog leuke waarnemingen op als Paapje, Roodborsttapuit, Tapuit, Geoorde Fuut, Goudvink, Duinpieper, Kramsvogel en Koperwiek. En prachtige 'stills' van ontelbare netjes van spinneweb, met dauwdruppels daarin, gesponnen over het duingras. En speurend naar een reeds verdwenen vogel bij een poel, ineens een hele bijzondere pad in mijn telescoop.
Helaas werd het allengs drukker en lawaaieriger in die duinen en moesten we met steeds meer op steeds minder paden blijven. De lol ging er wat af en dus werd besloten om via het dorp de auto's maar weer op te zoeken. Maar niet nadat we eerst nog een lief uurtje op het terras van de plaatselijke bakker hadden gezeten. Onderweg naar dat terras troffen we rond de oude kerk nog de nodige Huiszwaluwen, die ik nog node miste op mijn lijstje en vanaf dat terras onder luide aanmoedigingen van zeer betrokken reisgenoten 'finally, at last' gelukkig nog Ringmus. Toen was het ook mooi geweest en ging het weer op huis aan.
Een reis met contrasten. De idiote wereld van Rozenburg en Maasvlakte waar de rijkdom ons Hollanders letterlijk in de zak stinkt, dan weer de prachtige groene polders onder Gouda, mijn sneue net missen van een Zwarte Ooievaar zomaar ergens in een weiland tussen Gouda en Utrecht. En dan ondanks de regen toch nog even een tussenstop bij de Oostvaardersplassen.
En daar kregen we, Henk, Klaas, Virry en ik, nog een uitsmijter toebedeeld zonder weerga, althans in mijn geschiedenis. Vanaf een spoorwegtalud konden we een grote vlakte overzien met daarop een oerlandschap. En nou kan dat best een door mensenhand gecreëerd oerlandschap zijn, net als het Lauwersmeer, toch lust ik daar wel pap van. Zo ver ik mijn telescoop in het rond kon zwaaien over meer dan 180 graden zag ik dieren: oerrunderen (geschat een honderd), wilde paarden (een tweehonderd) en (geteld) meer dan 150 edelherten waarvan zeer velen volwassen mannen. Het liep kennelijk tegen de bronsttijd.
Je kon zien en horen dat de geslachtsdrift de heren al knap door de lendenen joeg. Hun diepe brulgeluiden, burlen heet dat geloof ik, hoorde je over kilometers over de vlakte gaan. Hun hoevenschrapen en het opsteken van droge toeven gras in hun geweien, hun strenge en statige, schijnbaar vertraagde, lichte draf. Indrukwekkend ! En groot. Zo van achter de telescoop voelde ik, toen zo'n grote bok geagiteerd een eind in onze richting liep, hoewel hij nog honderden meters weg was, nog dreiging en ontzag. En verspreid tussen al die grote zoogdieren, naast vele Grauwe Ganzen, zes Grote Zilverreigers en als toegift nog een vos.
Een tafereel zoals ik ze tot dusver alleen maar kende van EO-documentaires over de onmetelijke kuddes gnoes, zebra's en antilopen op de Serengeti-vlakte, maar toch niet van Nederland. Eeuwig zonde dat het zulk vreselijk mies weer was en dat ik geen week vakantie meer had. Want binnen een week zouden die edelherten nog veel gekker worden. Zo, en dan maar op huis aan. Samenvattend en concluderend: een mooi weekend, gezegend met mooi weer, goed, deskundig en bovenal gezellig gezelschap en een hoop prachtige natuur. Met voor mij zelfs een paar soorten vogels die ik nog miste op mijn lijst en overall, conservatief geteld, alleen voor maat Klaas en mij, 110 soorten. Kennis gemaakt met een voor mij onbekend stuk Nederland en met een mij eveneens tot dusver (grotendeels) onbekend gezelschap. En beide zal ik graag nog eens weer opzoeken. Zoveel is me van dit weekend wel bijgebleven.
Willem Hartholt