De stad Groningen
door: Martin Olthoff
Oppervlakte: 10 bij 10 kilometer. Eigenaar: 185.000 mensen en nog veel meer dieren. Ligging: er gaat niets boven Groningen.
De stad Groningen heeft de naam aangenomen van de provincie waarin ze in de elfde eeuw lag. Groningen was toen een Drentse villa in de Friese gouwen. Groningen ligt op een natuurlijke verhoging en destijds was de stad omzoomd met water en moeras. In de zestiende eeuw was het al een belangrijke vestingstad met ongeveer 20.000 inwoners. Nadien is de stad fors uitgebreid tot ver buiten de oorspronkelijke vestingwerken.
Het grondgebied van de stad is grotendeels bebouwd. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit huizen, stenen en asfalt. Maar er zijn ook andere biotopen. Bekend is de groene long, die loopt vanaf het Sterrebos (met de Katholieke en Zuiderbegraafplaats) via park Groenestein en Coendersbos naar het Esserveld. Er zijn ook andere parken, waarvan het Noorderplantsoen en het Stadspark de oudste, bekendste en grootste zijn. Aan de noordoostkant ligt het natuurgebied Noorddijk met het Bevrijdingsbos. Dit gebied kent een mooie ruigtevegetatie met bomen en riet. Aan de noordkant bevindt zich het Selwerderhof. Dit is een grote en lommerrijke begraafplaats. Tevens aan de noordkant van de gemeente, bij Noorderhoogebrug, bevindt zich een natuurontwikkelingsgebied met een plas-drassituatie, de Koningslaagte.Karakteristiek voor de stad zijn de opspuitterreinen en vloeivelden, maar veel daarvan zijn helaas niet vrij toegankelijk. Zo zijn er de (voormalige) vloeivelden van de Suikerunie en van Cosun in Hoogkerk. Cosun heeft ook nog vloeivelden ten zuiden van de A7, grenzend aan de Peizermaden en Matsloot. Opspuitterreinen bevinden zich bij de Westpoort, langs het Eemskanaal en bij het KVI.
De stad heeft ook veel water. Behalve de grachten en kanalen is er plas Middelbert in het oosten (diep en vrij zilt). Plas Zilvermeer en Ruskenveen hebben beide een zandstrand. Het Hoornse Meer valt nog net binnen de gemeente en vormt met de Hoornse Plas en het Paterswoldsemeer één geheel aan de zuidkant van de stad.
Aan de noord- en westkant van de stad zijn nog weilanden te vinden en aan de oostkant nog akkers en er is natuurlijk steen en asfalt, met daartussen enkele mooie tuinen en andere groenstukjes. De stad is en blijft een dynamisch geheel. Gebieden komen en gebieden gaan. Op dit moment is de overheersende trend die van gaan. Maar het glas is altijd halfvol: over enkele tientallen jaren zal flinke krimp in de bevolkingsgroei optreden en zal ruimte ontstaan om binnen de stadsgrenzen weer meer mooie dingen te doen voor bijvoorbeeld vogels. Mijn voorstel is te beginnen met het behouden van de vloeivelden.
Vogels
![]() |
Zwarte Roodstaart |
Broedvogels
Vergeleken met die van veel andere biotopen is verhoudingsgewijs weinig bekend over de vogelstand in de stad. Er zijn in de jaren negentig stadsplotjes geteld door een schare vrijwilligers. Deze zijn vervolgens geëxtrapoleerd om een beeld te schetsen van de vogelstand. Nadien zijn wat losse plotjes geteld en zijn de belangrijkste gebieden en soorten geïnventariseerd. Maar voor heel veel vogelsoorten is het lastig aan te geven hoe het met ze gaat in de stad Groningen. Dat is toch merkwaardig, want het gaat goed met de vogelaars in de stad. Deze planten zich daar zelfs voort. Het grootste deel van de actieve vogelaars in de provincie komt uit de stad. Ieder weekend nemen zij dezelfde route naar de Lauwersmeer om daar alles te gaan bekijken.
Het gaat niet goed met de soortengemeenschap van graslanden rond de stad. Watersnip en Kemphaan zijn als broedvogel verdwenen. Grutto, Tureluur en Gele Kwikstaart weten zich te handhaven, maar voor hoelang nog? Wintertaling, Zomertaling en Slobeend waren voorheen vrij talrijk, maar ook deze zijn vrijwel verdwenen.
Een eeuw eerder al verdween alle heide en ruigte aan de zuid- en oostkant en daarmee Korhoenders, Wulpen en de meeste Patrijzen. De Grauwe Gorzen verdwenen en in het centrum van de stad broeden geen Kuifleeuweriken, Ooievaars en Roeken meer. Maar er zijn ook successen. Zo nemen Blauwborst en Dodaars toe en zijn er weer Bosuilen en Groene Spechten in de stad.
Voor Gierzwaluwen, Huiszwaluwen en Zwarte Roodstaarten is de stad een belangrijk broedgebied. Er broeden in de stad zelfs veel rode-lijstsoorten waaronder maar liefst 21 regelmatig: Visdief, Kerkuil, Veldleeuwerik, Huiszwaluw, Ringmus, Grutto, Tureluur, Koekoek, Gele Kwikstaart, Blauwborst, Graspieper, Grauwe Vliegenvanger, Ransuil, Boerenzwaluw, Nachtegaal, Groene Specht, Huismus, Wielewaal, Kneu, Spotvogel en Matkop. Verder komen de volgende soorten soms tot broeden: Kwartelkoning, Zomertaling, Wintertaling en Oeverloper. Er valt dus in de stad veel te zien en te behouden.
Doortrekkers en wintergasten
Evenals elders in de provincie is ook in de stad veel trek te beleven. Een goede plaats om doortrekkende zangvogels te zien, is het Selwerderhof. Vooral in het najaar is dit een goede plek. Traditioneel worden hier jaarlijks veel lijsters en andere zangvogels gezien en soms ook Bladkoningen, Beflijsters en Taigaboomkruipers. Ook de parken en het gebied bij Noorddijk zijn geschikt.
Goede plekken voor steltlopers zijn de vloeivelden en het natuurgebied bij Noorderhoogebrug. Op de vloeivelden kan men bijna alle steltlopers wel tegenkomen en bij Noorderhoogebrug zijn in het voorjaar veel steltlopers en eenden te zien.
Goede plekken voor watervogels zijn de vloeivelden, plas Middelbert, de Piccardthofplas, het Hoornse Meer en de visplas bij Zilvermeer. De laatste jaren is de Slechtvalk als spectaculaire wintergast in de stad te vinden. Exemplaren van deze snelle roofvogelsoort, die zich ’s winters voornamelijk voedt met Stadsduiven, zitten vaak op de toren van de A-kerk en op hoge gebouwen in de wijk Helpman. Er zijn ook een paar trektelpunten in de stad; dit zijn tuinen waar veel uren vogelend worden doorgebracht, met verrassend veel soorten en soms behoorlijke aantallen.
![]() |
Huismus |
Zeldzaamheden
De lijst is indrukwekkend: Roodhalsgans, Sneeuwgans, Europese Flamingo, Ralreiger, Koereiger, Casarca, Kleine Toppereend, Amerikaanse Smient, Witoogeend, Steltkluut, Morinelplevier, Poelruiter, Gestreepte Strandloper, Vale Gier, Slangenarend, Ringsnavelmeeuw, Lachmeeuw, Witwangstern, Witvleugelstern (inmiddels jaarlijks), Bijeneter, Grote Pieper, Roodkeelpieper, Roodstuitzwaluw, Waterspreeuw, Zwartkeellijster, Krekelzanger, Noordse Nachtegaal, Baardgrasmus, Iberische Tjiftjaf, Bergfluiter, Witbandkruisbek, Grote Kruisbek, Haakbek, Witstuitbarmsijs en Dwerggors.
Toegankelijkheid
De vloeivelden van Groningen en Hoogkerk zijn niet toegankelijk. De diverse opspuitterreinen vaak wel, zoals KVI en Westpoort. Overigens is een deel van de vloeivelden van Groningen goed te overzien vanaf het talud van de Johan van Zwedenlaan in Hoogkerk. Bij plas Middelbert staat een bord ‘Verboden Toegang’ maar vogelaars worden gedoogd.
Ook het natuurgebied bij Noorderhoogebrug, de Koningslaagte, is niet toegankelijk, maar alles kan vanaf de weg goed worden bekeken.
Vogelaars kunnen in bepaalde delen van het Stadspark wel erg nadrukkelijk worden nagekeken door flanerende heren, maar zodra zij een kijker zien, verslapt in ieder geval de aandacht en hetzelfde kan men op mooie dagen aantreffen op het opspuitterrein bij het KVI. Voorzichtigheid is ook geboden op het Selwerderhof: manifesteert u zich niet al te nadrukkelijk bij een rouwstoet. Voor het overige zijn de vogelrijke gebieden in de stad goed toegankelijk.
____________________
Tekst ontleend aan: Roos, J.A. de, T. Jager, A.C. van Klinken 2009 Vogelgebieden in Groningen; uitgave van Avifauna Groningen.
Kaartje: Cartografische Dienst provincie Groningen
Foto's: Ana Buren
{mosmap width='100$'|height='600'|lat='53.20922'|lon='6.562786'|zoom='12'|zoomType='Large'|mapType='Hybrid'|showMaptype='1'|marker='0'|text='De Stad Groningen'|overview='1'|align='center'}