Piere(n)waaier Waterral
door Harm Jansen
08.10.23 Buitendijks was het laag water. Binnendijks was ook het zuidelijkste puntje van Polder Breebaart door het tij leeg getrokken. Er was als het ware een slibtong ontstaan, aan beide kanten omzoomd door een rietkraag. Er was nauwelijks wind. Gedeeltelijk was het nog aanwezige water spiegelglad. In noordelijke richting waren verderop wat rimpeltjes zichtbaar. Aan de waterrand foerageerde een zwarte ruiter, die zijn winterkleed met oranje kleur van snavel en poten wel in de spiegel moest zien. Hij bleef precies op de lijn van nat en vrijwel droog. Alleen deze aanblik had de afstap van de fiets en de loop naar het kijkscherm, waarachter een fotografe op een krukje een kijkgat bezet hield, de moeite waard gemaakt. Talloze keren had ik bij de afstap geen opzienbarende zaken gezien. Dat zou nu anders zijn.
Schuwe vogel
Op fluistertoon vroeg ik de fotografe waar haar aandacht naar uitging. “Een waterral.” “Oh, die heb ik vaker gehoord dan gezien.” De waterral is niet bepaald een pierewaaier, in de zin van een losbol, die even vrolijk aan de zwier gaat. Geduldig bleef ik aan het andere uiteinde van het scherm staan kijken. En warempel ineens kwam de ral uit het riet. Even op het slik. In de tijdsspanne van 16.45 tot 18.40 uur zou hij dat meermalen doen. Soms slalommend tussen de rietstengels door met een zigzagbeweging waar menig skiër jaloers op zou zijn.
Zijsprong
Af en toe vloog hij uit de bocht en begaf hij zich op het slib. Steeds op zijn hoede. Een overvliegende vogel was gelijk aanleiding om de rietkraag weer op te zoeken. Maar ook zonder die aanleiding was die kraag zijn populairste habitat. De zijsprongen uit dat terrein naar het slik waren hoofdzakelijk bedoeld om voedsel te zoeken. Een slikslee, een kraaite, had hij niet nodig. Zijn enigszins vliezige tenen voorkwamen dat hij in het slik wegzakte. Wakeborden op het wad.
Slikkat
Al snel was duidelijk wat hij in het slik zocht. Wormen, pieren. Als een kat sloop hij over het wad, nek en poten uitstrekkend. Soms gingen de nekveren als nekharen omhoog. Aandachtig kijkend met het rode oog. Pierogend -:), met half toegeknepen ogen? Dat kon ik niet zien. Soms met de kop diep in het slik. Slikken of stikken.
En wegrennend met een gevangen pier waaierend in de snavel. Terug naar de kraag. Even drinkend. Het slik wegspoelend. Hij ving een aantal. Wat dat betreft was hij voor mij een pierenwaaier, ook vanwege de zijwaartse bewegingen, waarbij ik aan de wielrenwaaiers moest denken, en de waaierachtige staart.
Naamgeving
Wetenschappelijke naam: Rallus aquaticus: de ral van het water i.t.t. de ral van het land Rallus terrestris, waar de kwartelkoning mee aangeduid werd. Rallus komt via afleidingen van het Latijnse werkwoord radere: krabben, langs of over iets strijken, schrapen. Denk daarbij aan het rauwe, schorre geluid van de kwartelkoning (Crex crex), alsof je met je duim hard over een kam strijkt. Vergelijk de Duitse benaming Langschnäbliger Wasserkönig - de waterral heeft een opvallend langere snavel dan de andere rallen - en Wachtelkönig: kwartelkoning. En waterschriek versus landschriek (schreeuwer over het water/land).
De waterral kan gillen als een big en knorren als een varken. Moerasvarken is dan een mooie bijnaam. Zijn geluidsrepertoire is veelzijdig. Hij schijnt ook te fluiten. Naar een soortgenoot? We hoorden even een geluid dat we niet thuis konden brengen en kort daarop zagen we uit de tegenoverliggende rietkraag een andere waterral komen. Fluitje of in het Gronings floitje. In het Russisch spreekt men naar aanleiding van de fluitende geluiden van waterherdertje. Wellicht speelt de waakzaamheid van de vogel daarbij een rol.
Het verenkleed spreekt eveneens tot de verbeelding: fluweelhoentje en zijdehoentje. Duits ook Aschhuhn. Zie toch meer dan alleen het asgrauwe grijs. Waag me maar niet aan alle RAL-kleuren van deze vogel. Dat is voer voor de schilders.
Qua gedrag, wispelturige bewegingen en snelle verplaatsing spreken de Engelsen van de runner.
En qua biotoop liggen Rohrhühnchen en riethoentje natuurlijk voor de hand.
Het water kwam weer op. Binnen afzienbare tijd zou het uiterste puntje van de slibtong overspoeld zijn. 18.03 uur gaf het gouden uurtje het riethoentje nog wat zijdeglans. Het piere(n)waaien liep voor de waterral ten einde.