Wat drijft een mens naar Polen?
door: Aaldrik Pot
mei 2001
Inleiding
Na een winderige en druilerige wadvogeltelling langs de Groninger Noordkust zaten een aantal vogelaars genoeglijk bij de warme kachel in de kroeg te filosoferen over warmere en vogelrijkere oorden. Ik vertelde dat ik in 1997 naar het oosten van Polen was geweest en daar voor onze begrippen veel bijzondere vogels had gezien. Zo'n tien mensen zeiden wel oren te hebben naar een dergelijk reisje. Maar zo als dat zo vaak gaat, uiteindelijk bleven er slechts vier mensen over die vasthielden aan het plan in mei 2001 door de moerassen langs de Biebzra en door de bossen van Bialoswieza te lopen.
Erik kwam met het idee om met een georganiseerde reis mee te gaan. We kozen uiteindelijk voor de vogelwandelreis in de tweede week van mei van de Stichting Wolka. Een Nederlandse stichting dat als doel heeft kleinschalige ecologische landbouw en de kleine boer in Polen te ondersteunen. Zij doet dit onder andere door het agrotoerisme te bevorderen.
En zo kwam het dat wij (Jelle Postma, Erik Schothorst, Dick Veenendaal en Aaldrik Pot) op vrijdagavond 4 mei klaar stonden op het station in Deventer om samen met elf anderen met de nachttrein naar betere oorden te worden gebracht. Toen ik op mijn werk vertelde dat ik naar Polen op 'vakantie' ging werd ik door mijn collega's uitgelachen. Ik kreeg opmerking te horen in de trant van: Je bent toch al getrouwd? En of ik wel op de hoogte was van het slechte weer en het belabberde eten in het land.
Ik weet inmiddels beter. Het zijn de landschappen, de vergezichten, de overweldigende natuur, de eerlijke manier van landbouw, het wandelen door uitgestrekte moerassen en bossen en niet in de laatste plaats de dieren die in Nederland zo zeldzaam zijn geworden die een onvergetelijke indruk hebben achtergelaten.
Het begon al op de eerste dag. Onderweg op de bescheiden rondwandeling in de buurt van Osowiec was voor ons Nederlanders zoveel te zien dat we niet vooruit te branden waren. Onze gids Remco zette ons echter voortdurend aan tot doorlopen, zodat we uiteindelijk morrend weer richting de bus liepen.
We raakten verward door het geluid van de vuurbuikpadden, dat wel iets weg heeft van zingende hoogspanningsdraden. Om ons heen vlogen ooievaars en Laurens wist de eerste zwarte ooievaar te 'scoren'. Op de achtergrond hoorden we weliswaar nog steeds het ons zo bekende geraas van auto's, maar de lucht was daarentegen geheel verstoken van vliegtuigsporen. Tegen deze strakblauwe hemel zagen we witvleugelsterns, in het riet zong de grote karekiet en op een draad zat een klapekster. Begrijpelijk dat het verblijf op een dergelijke plek niet lang genoeg kan duren?
Kuligi
Bij aankomst in onze eerste overnachtingsplaats Kuligi trokken een aantal van ons een verbaasd gezicht toen we ons onderkomen voor de komende twee nachten zagen. Het berghut-achtige onderkomen was van ongekende luxe. Het huis was van binnen afgewerkt met glanzend gelakt hout. Ik had me eerlijk gezegd iets anders voorgesteld bij het woord 'eenvoudig' dat in de reisbrochure werd genoemd.
De volgende dag stonden we vroeg op om meteen de zwaarste tocht van het hele programma af te werken. Vanaf Grzedy, aan de oostkant van het Biebzra-moeras, in het zogenaamde middenbekken, liepen we een tocht van 22 kilometer. Het terrein bestond afwisselend uit zeer natte en zeer droge stukken en we liepen daardoor voortdurend te prutsen met ons schoeisel. Op sommige plekken moesten we kniediep door het water waden. Dus schoenen uit, sandalen aan, sandalen uit, voeten afdrogen, schoenen aan, schoenen uit… Onderweg. Overal zongen grasmussen en geelgorzen en menigmaal bleef de groep staan bij een voor ons bijzondere plant. Trollius, voorjaarslathyrus, en de dotterbloem die hier in de categorie 'onkruid' lijkt te vallen. Grote velden met blauwe zegge werden afgewisseld met struweel van hoofdzakelijk berk.
Bij het uitzichtpunt halverwege de wandeling liepen de beloofde elanden tegen een achtergrond van baltsende kraanvogels. Boven het bos verschenen schreeuwarenden.Tenminste, we namen aan dat het schreeuwarenden waren. Niemand had de moeite genomen een vogelboek in zijn rugtas te stoppen, zodat we moeite hadden met het onderscheid van de bastaardarend. De terugweg liepen we in hoger tempo vanwege het dreigende onweer. Jammer, want hier was goed de overgang van het nat moeras, via vochtige broekbossen naar uiteindelijk drogere bossen met eik en linde te zien. Tijdens de wandeling waren verschillende groepjes ontstaan. Aan het eind troffen we elkaar weer bij de bus en werden ervaringen uitgewisseld: een boommarter en een nachtzwaluw tegen schreeuwarend en klapekster.
De volgende ochtend was een van een onbeschrijfelijke schoonheid. Om vier uur stonden we op om richting het bruggetje over de Jegrznia te wandelen. Hier baltsen gewoonlijk tegen het hazegrauwen de korhoenders. Maar al wat we zagen en hoorden, geen korhoenders. Wel waren we getuige van een prachtige zonsopgang. De zon prikte voorzichtig door de nevelflarden heen en zette daarmee het landschap in een zacht orjanegeel licht.
Uit het struikgewas zocht een reebok onder luid geblaf een veilig heenkomen en vanuit de mist doemden zowaar twee elanden op. Niemand had hierop gerekend en daardoor maakte dit op de meesten meer indruk dan de acht of negen beesten die we gisteren tijdens de wandeling hadden gezien. Dit waren niet de engie mooie waarneming van die ochtend. We zagen een mannetje grauwe kiekendief, boomvalk, ortolaan, blauwborst, ijsvogels Eigenlijk teveel soorten ineens om goed te kunnen verwerken. Sommigen waren op de terugweg naar het huis stil, anderen juist uitgelaten.
Na het ontbijt zijn we rustig dobbered in een kano het riviertje de Jegrznia, in de buurt van het dorpje Woznawies, afgegleden. Net toen we een beetje 'warm' waren, moesten we de boot al weer uit. Lui vleiden we ons in het gras. De helft dommelde, de andere helft was in de nabije omgeving aan het grasduinen. En toen ineens een schreeuw die iedereen deed wakker schrikken: arenden! Boven ons cirkelden twee schreeuwarenden. Ze baltsten, riepen en heel langzaam gleden ze uit ons gezichtsveld. De namiddag werd beheerst door onweer. Tot twee keer toe werden we door een naderende bui de bus weer ingejaagd. Remco had Goniadz uitgezocht om inkopen te doen, maar het regende zo hard dat het water door de straten kolkte. Ergens was de bliksem ingeslagen zodat alle winkels onverlicht waren. Een dakluik achter in de bus lekte. Harry hield een van zijn drinkflesjes onder het luik om het naar beneden sijpelende water op te vangen. Jurek, onze bejaarde chauffeur, wist echter een betere oplossing bij gebrek aan Poolse siliconenkit. Hij zette het luik gewoon open waardoor het water netjes werd afgevoerd. Probleem opgelost. Bovendien maakte hij ons nog even deelgenoot van een typisch Poolse wijsheid: 'Als het niet regent, lekt het ook niet.' En daar konden wij, wateroverlastbestrijders bij uitstek, het mee doen.
Gugni
De avond viel en getooid met muggennet of ingesmeerd met de meest vreselijk geurende afweermiddelen gingen we op jacht naar poelsnippen in Barwik. We stonden nog maar net op het houten uitkijkplatform of Remco hoorde het eerste mannetje roepen. Niet veel later hadden de meesten het beestje gezien en gehoord. Als je eerlijk moet zijn, is het niet echt spectaculair. Maar de ingetogenheid waarmee dit beest een vrouw het hof probeert te maken is van aandoenlijke schoonheid. Hij richt zich op, spreidt zijn staart en brengt een geluid voort alsof er een knikker op een metalen plaat valt. Met enig geluk voegt hij daar nog een klein vreugdesprongetje aan toe. De rust werd echter bruut verstoord toen de eigenaar van het terrein, een Pool die ooit bij de Britse vogelgoeroe Bill Oddie in de uitzending was, het schavot beklom met in zijn kielzog een stel over het paard getilde Engelsen. Duwend en tegen statieven aanschoppend werd ons kenbaar gemaakt dat wij tot het voetvolk behoorden en dat wij ruim baan moesten maken. Met leedvermaak zagen wij dat alleen de gids de baltsende poelsnippen wist te ontdekken, waardoor zijn volgelingen voortdurend heen weer liepen om door de telescoop van onze 'bevriende' Pool te kijken.
We verbleven die nacht in Gugny. Een dorpje bestaand uit vier huizen en een ooievaarsnest. We aten en sliepen als goden, al moesten we wel eerst 34 steekmuggen het leven ontnemen.
De volgende ochtend begon zoals bijna alle andere: met een ochtendwandeling in de zon. Het leverde sommigen een duinpieper op. Daarna met de bus langs allerlei natte graslanden in de buurt van Zajki. Grote zwermen witvleugelsterns en kemphanen. Op een akker foerageerden kraanvogels en vlogen patrijzen op, zoals dat hoort als je langs een akker loopt. De middag werd besteed aan een wandeling langs de Narew, van Strekowa Gora naar Wizna. We begonnen in een hoog wandeltempo in de veronderstelling dat er langs het gekanaliseerde deel van de rivier niet veel te zien zou zijn. Halverwege de wandeling werd het mooier. Een ijsvogel vloog luid roepend langs de oever van ons af in oostelijke richting. Aan de andere kant hoorden we er echter nog een roepen en even later posteerde het helblauwe beest zich op een tak. Door de telescoop leek het alsof je hem zo kon oppakken. De rest van de wandeling voerde langs natte zeggevelden, maar de felbegeerde waterrietzanger zagen we niet. Wel dartelende koninginnepages en twee vossen.
Taraskowa
's Avonds maakten we kennis met het ware boerenleven. In een voormalige stal nuttigden we het avondmaal en na afloop blikten we even in de stallen die nog wel in gebruik waren. Koeien op schoon stro. Een zeug met om haar heen dartelende biggen, ook op schoon stro. Zo kan het dus ook! Als ik het goed begrepen heb kunnen de mensen er nog goed van leven ook. Onze Poolse gids vroeg aan de boer of hij niet bang was dat de schaalvergroting hier ook zijn intrede zou doen. Hij antwoordde iets in de trant van dat de meeste Polen geen dieren mishandelen en dat hij nooit en te nimmer op een dergelijke manier zou willen boeren.
De volgende dag wandelden we langs de westkant van het zuidbekken van de Biebzra van Wizna naar Burzyn. Dit was werkelijk een dag om nooit te vergeten. Niet eerder heb ik zo mooi een volwassen zeearend kunnen bekijken. Vanuit het Oosten zweefde een paartje traag onze kant op. Zowel door de verrekijker als door de telescoop waren de witte kop en staart zeer goed te zien. Boven onze hoofden begonnen ze zowaar luid roepend aan een baltsritueel. Niet veel later, nog maar nauwelijks bekomen van de eerste voorstelling, vloog er een tweede paartje ons gezichtsveld binnen. Minutenlang konden we de majestueuze vogels bekijken.
De route voerde verder over een oude keienweg met aan weerskanten oude bomen. Ongeveer eens per tien minuten kwam er een auto voorbij. Dergelijke wegen, ortolanenbiotoop bij uitstek, zijn er in Nederland nog maar weinig. Hier is dat dus anders en hoorden en zagen we zelfs meerdere ortolanen.
De afsluiting van de dag was niet minder fraai. Op een houten platform bij Burzyn troffen we een aantal mensen uit onze groep die vooruit waren gelopen. Piet meldde een roodpootvalk. Gelukkig was het onvolwassen vrouwtje nog steeds in de buurt, want een aantal minuten later liet het zich opnieuw zien. Niet veel later kwam er nog een tweede bij. En passant vloog er een mannetje grauwe kiekendief langs, kwam er een witwangstern voorbij en kozen aan de horizon honderden ooievaars tegelijk het luchtruim.
De een na laatse dag werd besteed aan de reis naar het oerbos Bialowieza en aan een bezoek aan de visvijvers van Bialystok en aan het stuwmeer Siemianowka. De mensen die nog geen zeearend hadden gezien werden bij de visvijvers verrast met een van tientallen meters hoogte neerduikende vliegende deur. Zijn poging een kuifeend te verschalken mislukte, maar het beeld was een film op National Geographic Channel niet onwaardig. Ook ontdekten we tussen de vele geoorde en roodhalsfuten nog een paartje kuifduikers.
In Siemianowka ging het zeearendenschouwspel onverdroten voort. Het was echter voor de mensen zonder telescoop wel moeilijk iets van de gebeurtenissen aan de overkant van het meer mee te krijgen. Een goederentrein boemelde langzaam richting Wit-Rusland. De machinist nodigde ons of misschien wel alleen de vrouwen met brede armgebaren uit mee te gaan naar zijn land. Niemand ging op zijn uitnodiging in…
Bialowieza
In 1997 ben ik hier ook al geweest en het bos had toen veel induk op me gemaakt. Ik kende tot dan toe alleen het oerbos van de Hasbruch in Noord-Duitsland. Biealowieza is de Hasbruch in het groot. Bovendien is het bos veel minder verstoord door menselijk ingrijpen. Ook nu was ik weer gefascineerd door de enorme lindes en weelderige plantengroei. Bovendien wist onze Poolse gids zoveel over het ecosysteem van het oerbos te vertellen dat ik vergat dat hier ook nog dieren als witrugspecht, oehoe en wisent voorkwamen. We ontmoetten ze helaas niet, maar zagen wel hier een daar een eekhoorn wegschieten en hoorden bij de ingang van het bos de roep van een grijskopspecht. Iedereen heeft zowel de withals- als de kleine vliegenvanger goed kunnen bekijken. Bij de rustplek aan het riviertje de Narewka hoorden we eindelijk de al zo lang verwachtte roodmus zingen.
De middag kon worden besteed aan een fietstochtje in de omgeving. Sommigen kozen voor een welverdiende middag op het terras, anderen fietsten en lieten zich uiteindelijk ook onderuit zakken met een lekker glas bier. Gelukkigen zagen van achter de schuimkraag nog een draaihals. Met vier mensen beklommen we de tien trappen van de uitzichttoren bij het museum om een appelvink te zien. Binnen werden, onder het toeziend oog van opgezette wilde dieren, Jelle en Erik bijna onder de voet gelopen door een klas schoolkinderen. Allemaal wilden ze even door de verrekijker kijken of zelfs met hen op de foto…
Die avond werd er op het balkon nagepraat. Iedereen probeerde onder woorden te brengen wat hij of zij het mooiste had gevonden. Wat ik zei wilde ik een minuut later al wel weer aanvullen. Polen heeft me nog meer geraakt dan in 1997. Er wordt vaak gezegd dat het de tweede keer altijd tegenvalt. Misschien lag het aan het gezelschap of aan de fijne gesprekken in steenkolenengels met de Poolse tolk Kuba of aan het aanstekelijke enthousiasme van Remco dat Polen nog wekenlang nazong in mijn hoofd. Ik weet het niet.
In de 'oude' stad van Warschau drong langzaam het besef tot me door dat we aan de reis terug naar huis waren begonnen. Weer aan het werk, weer het gehaast, weer in de file (voor de mensen in de randstad), weer naar de varkens in te kleine hokken, weer leven in de vijfde versnelling. Ik heb tot nu toe nog nooit een week meegemaakt waarin ik zo weinig slaap heb gehad, terwijl ik me toch zo lekker voelde. Misschien gaat er toch iets boven Groningen…
____________________
Nawoord:
van Henk de Lange die de foto's heeft gemaakt: "Ik was er in die week daarna bij dezelfde organisatie samen met nog een ander avifauna lid Nico de Vries, ik kan alles alleen maar beamen dat het fantastisch mooi is daar en zeker de moeite waard om eens heen te gaan."
____________________
Links: