Lauwersmeer
door: Ana Buren
4 november 2006
Het is nu wintertijd en dan mag je altijd een uur langer uitslapen, maar ik vind het nog steeds niks, dat vroege opstaan. Het is dat ik afgesproken heb met Nienke, op de brug, anders had ik mij nog even omgedraaid.
We gaan op excursie naar het Lauwersmeergebied.
Het verzamelpunt is Kardinge. En ja hoor, daar staan ze al. Terwijl Nienke onze aanwezigheid meldt blijf ik maar even in de auto zitten suffen. Alsjeblieft geen mensen om me heen zo vroeg in de morgen.
De eerste stop zal de Jaap Deenshut zijn.
Als ik daar uit de auto stap komt Lieuwe met uitgestoken hand op mij af.
"Ha, Ana! Vul jij tegenwoordig de Grauwe Gors in je eentje?!"
Mja, het is wel een beetje overdreven vind ik zelf ook wel, 3 stukkies van mijn hand in 1 uitgave. Maar ja, íemand moet het doen…
Nu zijn ze trouwens op. Jan Allex heeft definitief schoon schip gemaakt.
Renze stelt dat hij vindt dat mijn stukkies steeds beter worden. Bondiger. Ik begin daar vreselijk van te blozen, want ik ben natuurlijk een oeverloze oude hoer die niks van vogeltjes weet.
Rechts van ons is het een geplienplieng van jewelste. Er moeten tientallen, zoniet honderden Baardmannen zitten. Af en toe vliegen ze op om meteen weer in het riet te verdwijnen.
Er vliegt een Lepelaar over ons heen. Die heeft waarschijnlijk de aansluiting gemist.
Bij de Jaap Deenshut moet ik wel erg denken aan De Spotvogel in de Grauwe Gors. Het klopt niet. De tochtgaten zijn niet méér dan 25 centimeter hoog. Maar tochtig is het er. Dat wel.
We zien er een aantal vogels waarvan ik de naam inmiddels alweer ben vergeten.
'We gaan koffie drinken.' meldt Lieuwe. Jaha, dat ken ik inmiddels. Ergens stilstaan op een doodlopende weg.
'Neenee, we doen het in een restaurant.'
'Wat krijgen we nou? Met een plasgelegenheid?! Wat een modern gedoe zeg!'
Nu heb ik in de afgelopen jaren in de vogelwereld zoveel eelt op mijn ziel en mijn huid gekregen dat ik mij gewoon onwennig ga voelen in de beschaving zoals een horecagelegenheid ook wel wordt genoemd. Ik weet gewoon niet goed meer hoe ik mij daar moet gedragen.
De vogelaars doen meteen forse bestellingen: de worstenbroden, gebakken vissen en kibbelingen zijn niet van de lucht.
Piet verdwijnt direct achter een werkelijk enorme berg gebakken vis.
Ik verbaas mij niet meer over het nieuwsbericht van gisteren dat in 2050 alle vis uit de wereldzeeën verdwenen zal zijn.
Dit is toch iets anders dan ik mij bij een plaspauze met een kopje koffie voorstel.
'Wie gingen er voor de haringen?' De ober brengt onophoudelijk nieuw vogelaarsvoer aan.
Ik vind het eigenlijk wel welletjes, want een echte vogelaar gedijt op een eerlijk gebakken eitje van huis meegenomen en verorberd in de vrieskou en zit niet te tutten in een restaurant vind ik.
'Kijk, daar! Een IJseend!' Over zijn kopje koffie heen doet Lieuwe de waarneming. We stormen allemaal naar buiten. Waar waar waar!?
De vogelaars aan de kade zagen iets net de hoek om schieten. Wij rennen ook de hoek om en zien dan in al haar majestueuze heerlijkheid een vrouwtjes-IJseend.
Ze is leuk. Ze is aan het spelen met een Fuut. Ze zitten elkaar achterna en dagen elkaar uit. Dat is toch echt wonderbaarlijk dat deze juf hier zo ver weg op vakantie aan het plezieren is. Ik heb een IJseend gezien!
Op de terugweg begin ik erg te gapen en te zuchten.
'Is er wat?' informeert Nienke.
'Nou, ik dacht er even aan hoe ik mij voelde bij het opstaan.'
'Ja, ik moest er erg om lachen. Je was niet te genieten.'
'He zeg! Ik was hartstikke gezellig. Ik heb erg mijn best gedaan!'
'Je hebt helemaal niet je best gedaan. Je was gewoon jezelf: Je was onuitgeslapen, chagrijnig en vervelend.'
Hier zit ik weer even op te herkauwen en volgens mij heeft ze wel gelijk.
Maar ík heb tenminste een vrouwtjes-IJseend gezien en er zijn weinig mensen die mij dit na kunnen zeggen.
Ana