Robientjes (PvR) - Douze Points
door Harm Jansen
(10 mei 2022)
KBV-tjes
Links aan de dijkzijde kreeg ik begeleiding van kleine bruine vogeltjes. KBV-tjes, in vogelaarstermen de aanduiding voor vogeltjes die je niet kunt determineren. Gele kwikstaarten? Geen geel te bekennen. De graspiepers kwamen in me op. Handremmen aangetrokken, kijker uit de stuurtas.
Een supermooi tafereel verscheen: Man kneu met karmijnrode borst pikte in de grijze pluisbol van een uitgebloeide paardenbloem. Een lust voor het oog. Kon je met de kijker ook maar foto’s nemen.
Het groepje bleef me vervolgens begeleiden, totdat ik rechtsaf de Breebaartpolder inreed.
Gekneuter
In de vogelkijkhut waren alle luikjes al open. Ze doen me denken aan een adventskalender, waarbij je achter elk luikje door het jaar heen, afhankelijk van weer, vogeltrek- en aankomsttijd, je lievelingsvogel kon zien.
Er waren al wat andere vogelaars. De meningen over de nieuwe hut lopen uiteen. En dat mag. Sommige fotografen vinden de luikjes te klein, je zou de vluchtlijn van de vogel niet zo goed kunnen volgen als bij de ramen van de oude hut. De oude hut zou gezelliger zijn, vanaf een bankje kon je vlak achter het kijkraam prettig naast elkaar zitten, kijken en met elkaar praten.
Er viel dus wel wat te kneuteren, te kniezen, te morren. Het Groninger Landschap is bij de bouw van de nieuwe hut in financieel opzicht echter bepaald niet kneuterig, krenterig, geweest. De hut is rolstoeltoegankelijk en degelijk, duurzaam gebouwd. De bankjes in het midden en de ruimte nodigen toch tot een behaaglijk, gezellig, knus, kneuterig samenzijn uit. Het moge duidelijk zijn, welke vogel ik nog in de kop had.
Te midden van de nog altijd in groten getale aanwezige brandganzen zagen we o.a. zwarte ruiter, oeverloper, bergeenden en kemphaan. Een ree, die even schichtig uit het riet kwam, zorgde voor een korte andere begeestering.
Er kwamen wat verhalen los. Een echtpaar maakte melding van een waterspreeuw, die het achter een kijkscherm in de buurt gezien zou hebben. Ook werd een woudaapje in het Dannemeer genoemd. Die had men alleen gehoord. Een man gaf aan, dat hij in juli terug zou komen. Dan zou de terekruiter er weer zijn. 3 Wensvogels, die je niet op bestelling kunt afroepen. Een onverwachte waarneming is des te leuker.
Zo werd ik dan ook nog vrolijker bij het zien en horen van kneutjes in de struiken, bomen en riet nabij Punt van Reide (PvR). De mannetjes gaven een concert. Het songfestival was begonnen. De rood gevlekte borst wat verder onder en petklep vlak boven de grijze snavel waren goed te zien. De karmijnrode vlekken op de borst doen mij altijd aan longen denken.
Bij het ene mannetje is het rood soms intenser dan bij het andere. Een fotograaf opperde eens, dat er sprake van alfa-mannetjes zou kunnen zijn. Dat is niet het geval. De mannetjes krijgen de roodgekleurde borstvlekken in het voorjaar, bij verandering van winter- in zomerkleed. Het tweede kalenderjaar zijn die minder fel. In de winter is het kleed van man en vrouw nagenoeg gelijk, hoewel man dan wel een roze beige zweem op de borst heeft. Het intensere rood zal - net als het gezang, ongetwijfeld met aantrekkingskracht in de paringstijd te maken hebben.
Naamgeving
Het rood zorgt voor verschillende bijnamen:
Bloudvink in het Gronings. Maar ook Robientje. Robijntje naar een kleine rode doorzichtige edelsteen. De associatie met bloed vind je ook in de Duitse naam Bluthänfling. Hänfling verwijst dan naar een van zijn biotopen: hennepplanten. De wetenschappelijke naam Carduelis cannabina (Linnaeus 1758) sluit hier bij aan: op distels en hennep voorkomende vogel. Te hopen dat hij bij het eten van de cannabiszaden niet blow-lam wordt en dat hij zijn borst niet aan de distels opentrekt.
Hänfling en kneu hebben trouwens ook de betekenis van tengere persoon. We spreken meestal van kneutjes en niet van kneuen.
In Twente spreekt men van Diamanttukker (vanwege vlekjes op de borst en kop die fonkelen in het zonlicht), Rooitukker en Steentukker (denk aan steenrood). Tukker zou daarbij klanknabootsend zijn en verwijzen naar het geluid dat de vogel tijdens de vlucht maakt. Bij de beschrijving van vogelgeluiden kom je verschillende variaties tegen:
Peter Hayman: licht, kwetterend tet-et-et of tich-ich-ich; vaak hoe-iet.
Lars Jonsson: Aan Groenling herinnerende vluchtroep klinkt iets nasaal, melodieus en ongelijkmatig knut…nut nut. Het woord kneu zou ook klanknabootsend zijn.
Op een Duitse Wikisite: gigigi als contactroep. Doordringend en nasaal düje bij verstoring en een zacht en lang tjuiid als waarschuwing. Lokroep gjä-gjä. Vaak een nasaal glü.
Ik zie de komiek Bert Visscher, die hier in een van zijn shows hilarisch op inging, al weer voor me.
De Vijftigers-dichter Jan Hanlo (1912-1969) kan er in zijn taalmuziekgedicht ook wat van. In de laatste strofe speelt de kneu ook een rol:
Kneu kneu kneu kneu ote kneu eur
Kneu kneu ote kneu eur
Kneu ote ote ote ote ote
Ote ote ote
Ote ote
Boe
Oote oote oote boe
Oote oote boe oote oote boe
Komt de kneu hier uit de lucht vallen vanwege zijn gezang, dat ervaren wordt als een prettig (kinderlijk) gebrabbel met fluittonen? Gaat het erom welk gevoel je aan klanken geeft? Bij de “Oehoe, aha …” van S10 in De Diepte moeten we niet denken aan de vogel - dat zou al te kneuterig – kortzichtig zijn. En de woorden “Tadada dadadadada, dada dadadadadada…” lijken al helemaal betekenisloos. Voor de emotie en het raken van een gevoelige snaar kan wat dadaïsme echter geen kwaad.
Het rood doet ook denken aan vlammen: In Limburg noemt men de vogel Vlamvink.
Andere namen die verwijzen naar mogelijke leefgebieden van de kneu zijn:
Linaria cannabina verwijst met Linaria naar het Latijnse woord Linum, lijnzaad, vlas. Hieruit volgt:
Vlasvink. Vergelijk ook Engels: linnet en Frans linot/linotte.
Herikvink: herik verwijst naar hederik of hondsdraf en andere onkruiden.
Heivink, Heikneuter en Heimourik: op de heide zijn natuurlijk ook veel zaden te vinden. Mourik, Maurik, Mauwerik of Mauwer betekenen zeurpiet, vergelijk hierboven kneuteren: morren.
Koalmosk (Fries) - koolzaadmus - en Koarnmosk - gerstmus.
Rietscharretje (krassertje in het riet)
Zang
De kneu werd vroeger vaak als kooivogel gehouden. De rode borstvlekken zouden in gevangenschap verdwijnen. Klaarblijkelijk vond men de zang leuk. Die zang wordt omschreven als kwelend, kwinkelerend en stotterend. Kwelen is liefelijk fluiten, sentimenteel/weemoedig zingen. Kwinkeleren staat meer voor kwetteren, babbelen, druk praten en vrolijk zingen. Voor elk wat wils dus. Wellicht corresponderen de ups en downs in geluid en zang, net zoals de positieve en negatieve betekenis van het woord kneuteren met zomer- en winterkleed.
De band The Common Linnets met Ilse de Lange en Waylon viel met Calm after the storm op het Eurovisiesongfestival van 2014 met een 2e plaats goed in de smaak. De bandnaam verwijst volgens de bedenker, Rens Dekker, niet alleen naar de Engelse naam voor de kneu, maar ook naar de woonplaats van beide zangers, Overijssel en Gelderland, regio Twente, dus naar de zingende tukkers, heikneuters, gewone mensen van het platteland.
Draaikop
De Robientjes van PvR zongen de longen uit hun lijf. Soms zelfs met verdraaide kop. Dat het dan een gestotter wordt, kan ik me voorstellen. Het (ver)draaien van de kop schijnt bij de balts te horen. In het Frans kent men de uitdrukking tête de linotte: letterlijk de kop van een kneu. Iemand met een tête de linotte is een onbesuisd persoon, een wildebras, een warhoofd. Of hierbij aan de verdraaide kop werd gedacht? Hoe het ook zij. Voor zang, optreden, kleed, decor en belichting kregen de linottes melodieuses, de Robientjes van Punt van Reide, douze points.