De hemelgeit
Breebaartpolder
door: Harm Jansen
9 augustus 2009
Op mijn fietsroute naar de Breebaartpolder kom ik vlak voor Luddeweer bij het laatste huis in Lageland een bordje met het opschrift "Bokhörn" tegen. De Groningers gebruiken de Umlaut op de o blijkbaar ook om een eu-klank aan te geven. In de tuin staat een joekel van een mannetje klimgeit, in beton gegoten, voor een aantal op elkaar gestapelde zwerfkeien, die de bewoner waarschijnlijk uit zijn boerenland heeft opgediept. "Een herinnering aan de klimgeitjes van vroeger, of aan een vakantie in de Alpen?" "Als je in Lageland woont, wil je wel eens bergen zien." Later op de dag zou ik nog een geit, een zeege, tegenkomen, eentje zonder gevaarlijke hoorns.
Voor de ingang van de vogelkijkhut zie ik een auto met Duits nummerbord. "Kan ik mijn Duits en de Duitse vogelnamen weer eens praktizeren." In de hut zie ik 2 heren: een man op leeftijd, type oudere boer Hak, met mooie pet en een soort van kiel aan, de andere zou zijn zoon kunnen zijn, sportief gekleed, jongere boer Hak of kantoorman?" Beide staan achter een telescoop en maken notities in een logboekje.
"Haben Sie noch etwas Besonderes gesehen?" "Was ist etwas Besonderes?" vraagt "der alte Hak" terug. "Oeps goeie wedervraag." Ik scan even snel de plas af en zie wel allerlei strandlopers, maar welke is bijzonder? De bonte strandloper, hoe heet die ook alweer in het Duits? Laat ik het bij familie Hak eerst eens proberen met de "Sichelstrandläufer", de krombekstrandloper, daarvan had ik er 26 juli zeer veel van gezien, "sogar" nog doorkruist door een "Wanderfalke", een slechtvalk.
Der Alte: "Ja Sichelstrandläufer gibt es hier jetzt auch." "Wir haben auch viele Goldregenpfeifer und einige Kiebitzregenpfeifer gesehen." Ik moest heel even nadenken. "O ja, goud- en zilverplevier; het miezerde wat, ik had ze niet horen "pfeifen" en ook nog niet gezien. Bij de "Kiebitzregenpfeifer" had ik nog heel even na moeten denken. Der Alte reageerde zeer snel: "Pluvialis apricaria und Pluvialis squatarola". "O muze, had me bij de vertalingen van Horatius en Vergilius toch ook de vogelnamen geleerd". Ik was onder de indruk. Ook de "Zwergstrandläufer", de "Calidris minuta" werd genoemd; ja, minutieus klein, die kleine strandloper, die zou ik met mijn "Fernrohr" moeilijk kunnen "beobachten", als die aan de andere kant zat."
Andere Duitse en Latijnse vogelnamen vlogen me om de oren. Ik stelde maar even een andere vraag tussendoor: "Wo kommen Sie eigentlich her?" "Von Steinfurt, in der Nähe von Münster." Ik had even pauze gehad om over de gehoorde namen na te denken. "Hoorde ik daar ook "Alpenstrandläufer"? "Een strandloper in de Alpen, dat is als een klimgeit in Lageland.". De "Calidris alpina" hielp mij ook niet verder. Gelukkig bracht een foto op het bord van Het Groninger Landschap uitkomst: "Ach so, ja, diesen Vogel nennen wir Bunte Strandläufer."
Thuis las ik in Vogels van Europa van Lars Jonsson, dat er in Europa ondersoorten van de bonte strandloper te onderscheiden zijn:
- De talrijke alpina, uit Noord-Scandinavië en Noordwest Rusland). Kijk hier kan ik iets mee, Scandinavië associeer ik met de bergen.
- De schinzii (uit IJsland, Groot Britannië, Zuid-Scandinavië en schaars langs de kust van Noord-Duitsland. "Wat betekent "schinzii" nu weer?"
Er komt nog een fotograaf in de hut. We krijgen het over de "Wiesenweihe", de Grauwe Kiekendief. Ja, van de kieken heb ik alle namen in mijn hoofd: De "Rohrweihe", de Bruine Kiek en de "Kornweihe", de Blauwe. Alle drie een lust voor het oog, een "Augenweihe".
De Duitsers hadden een "Wiesenweihe mit einem kleinen Sender" gezien. "Mit Antenne?" De fotograaf legt uit, dat het hier om een GPS-systeem gaat, dat voordelen boven de normale satelliet-zender zou hebben. Men zou de route, die de Kiek afgelegd heeft gedetailleerder kunnen achterhalen. "Thuis moet ik me maar eens in de zenders verdiepen." Der Alte ventileert hier ook weer veel kennis van zaken. "Übung macht meister." zullen we maar zeggen. De "Nachbarn verabschieden sich." De fotograaf vertelt me, dat de mannen hier vaker kwamen, om ringen van kluten af te lezen. "Ah, van de "Säbelschnäbler". Prachtwoord voor een vogel die met een snavel als een sabel door het water snavelt op zoek naar voedsel.
Er kwam nog een echtpaar binnen. De man leek de vogelaar te zijn. Hij stelde vragen over de waarnemingen en later over de apparatuur van de fotograaf. Carl Zeiss en Swarovski werden nog eens vergeleken.
Tijdens alle leuke gesprekken was mijn blik op één hoek, "hörn" van de hut gevallen: waar ik een kleine vogel met naar verhouding zeer lange rechte snavel had gezien, de watersnip. Mij was niet ontgaan, dat hij via een priel aardig dichtbij de hut was gekomen. "Daar moest ik eens een foto aan wagen." Het werden er veel meer - ik ben geen digibeet meer, maar verlang soms terug naar het analoge fotowerk, waar je in opperste concentratie en rust voor de ene foto ging zitten. Dat laatste doe ik nog steeds; ik vroeg de vrouw van het echtpaar fluisterend of ik op haar plaats mocht zitten. Dat mocht. De fotograaf werd ook nieuwsgierig en nam naast me plaats. We klikten er op los. Bepaalde grassprieten zaten ons in de weg. De vogel poseerde niet mooi genoeg. "Ging ie maar eens op die kleikluit staan", zei ik. "Komt ie uit Steinfort?" dacht ik nog even. In plaats van door te mekkeren, pakte ik tussen de riemen van m'n camera door de kijker af en toe ook, om deze vogel, waarvan gezegd wordt dat hij mekkert, te bewonderen.
Tijdens duikvluchten in de baltstijd produceren de de buitenste staartpennen van deze vogel een vibrerend geluid, dat de Duitsers wel "meckern" noemen. "Der Himmelsziege", de hemelgeit, is geboren. De "hörn" waar ik hem zag, noem ik voortaan "Zeegehörn". Het geluid bracht men ook wel in verband met het gedonder van de god Donar. Er wordt ook wel gesproken van de "Donnersziege". "Zullen we deze vogel in het Gronings voortaan maar "Donderzeege" noemen?"
De Duitsers gebruiken voor de aanduiding van de watersnip over het algemeen echter een naam, die ze aan het Frans ontleend hebben: "die Bekassine". Dit komt van "Bécassine des marais". De snip van het moeras. Duits ook wel "Sumpfschnepfe".
Het woord "Bécasse" gebruikt in Bécasse des bois", de snip van het bos, de houtsnip, betekent "dom schepsel". "Bécassine" wordt ook wel vertaald met "dom gansje". Nou ik zag gelijk waarom: er liepen mensen over de dijk vanaf de vispassage naar de hut; alle grauwe ganzen, nog even waakzaam als in de klassieke oudheid, gingen te water, ver van de oever af.
"En wat deed onze hemelgeit?" Die bleef als gegoten in beton, dicht bij de oever voor de kluit klei staan. Ik realiseerde me, dat mijn gefluister wel wat overdreven was geweest. Het echtpaar was ook op gedempte toon gaan praten en durfde de hut nauwelijks uit te gaan, bang dat ze de vogel met het dichtdoen van de deur zouden verstoren. "Aardige mensen."
Het leek wel of deze "Bécassine" ook niks hoorde, net als de "Bécassine sourde", de dove snip, het Bokje, "Die Zwergschnepfe", die in een drogere habitat voorkomt. Deze vogel vliegt vaak pas van onder de voeten van de waarnemer op.
Een snip wordt in Van Dale ook wel snep genoemd. Snep is vast weer afgeleid van "Schnepfe". Snapt u het allemaal nog met de snippen en sneppen? Van Dale maakt het nog mooier: "Wilt u een halve, een volle, of een dubbele snip?" Een bokje, een watersnip of een poelsnip, die op zompige berghellingen, op het hoogveen en vochtige weiden (in Scandinavië en Oost-Polen) schijnt voor te komen. Ik zal u helpen met waarachtige woorden uit "Wahrig, Deutsches Wörterbuch" en dit is geen wartaal:
"Schnepfe: Angehörige einer Unterfamilie der regenpfeierartigen (hebben we dat woord ook weer) Vögel; Mit langen Watbeinen (nee, geen Wattbeinen) versehene Vögel der Sümpfe und feuchten Wiesen und Wälder, deren meist langer Schnabel mit einem gut ausgebildeten Tastsinn für die Nahrungssuche im Boden ausgerüstet ist."
Het woord is afgeleid van het oud Hoogduits, snepfa, dat veranderd is in snippe, sneppel, snebbe. Snepfa heeft weer te maken met het woord "schnappen": "etwas mit dem Mund zu greifen suchen". "Ja, ik denk een "Schnaps". "Nemen we een halve, volle of dubbele Korn"?
Na de snipwaarneming snap ik nu, waar de uitdrukking "zo dronken als een snip" vandaan komt. En "snipverkouden": de snip heeft vaak een loopneus.
Nee, geen alcohol. Er liep een "Bulle" door het beeld. Hij keek de fotografen even kort indringend aan en liep verder. De Bekassine, de hemelgeit, zat er nog steeds. Een paar tellen later merkte hij de trillingen van een zeer dichtbij naderende koevoet in het slurpende klei echter wel op. Als vanuit een katapult schoot hij nu vanuit de oever omhoog en vloog hij zigzaggend snel stijgend ten hemel. Eerst laveloos stilzitten en er dan niet in een rechte lijn, zigzaggend vandoor gaan, dat zal de verklaring voor "zo dronken als een snip" zijn. Een koe, jaagde hem de stuipen op het lijf. "Eine Kuh hat ihn ins Bockshorn gejagt." Nee, niet in de Bokhörn.
Harm Jansen