Wakkentakkentocht
Kardinge
door: Harm Jansen
januari 2009 en 2010
In een gedachtenflard waande ik me in een schaatstoertocht van weleer. Voor me wapperde een schaatsjack met het logo van de IJsvogels op een gekromde rug, voortgestuwd door benen die de koude oostenwind tegenslag boden. De wereld om me heen was een groot wit laken. De lucht vaak grauw, soms blauw, doorkliefd met in elkaar vallende V's van overtrekkende Ganzen. Daaronder schreed ik in januari over mijn lokale paden langs de wakken en takken van Kardinge e.o.
De IJsvogel zat niet meer bij wak 1 van de Beestenborg. In de winter van januari 2009 had ik hem hier nog herhaaldelijk gezien. Toen had het vogeltje het al zwaar. Ik vrees dat het met de huidige winter het loodje heeft gelegd. "Hadden we er maar een vislijntje voor uit kunnen leggen."
De Blauwe Reiger zat bij wak 2 op zijn oude vertrouwde stek. Als een Russische ijsvisser. Kop in de kraag, de ogen wijd open. De fles wodka stond er nog niet bij. "Will'n ze beetje bieten, mien jong?" "Heb je alle bijtjes al afgevist?" Uren kon hij hier staan turen.
Op jacht naar Goud zette ik mijn tocht voort. Iemand probeerde me incognito in te halen. Ik keek tegen de achterkant van een blauwe rug met een breed uitstaande capuchon. Nee, niet tegen de achterkant van een IJsvogel. Deze winterrijder kwam goed beslagen ten ijs. Een driepootsklapstoeltje stak uit de bagage. "Zeker voor de rustperiodes onderweg." Een telelens legde achterop nog wat extra gewicht in de schaal. Een elastieken tuig voor de verrekijker omspande het lichaam.
Het deed me denken aan de manier waarop ik schaatsen heb geleerd: ik had een sjaal om de nek en onder mijn oksels door, een vriendje schaatste voor me aan, ik deed zijn bewegingen na, iedere keer als ik onderuit dreigde te vallen, trok mijn vader me met - zachte - hand aan de sjaal omhoog. Zo kun je in één dag schaatsen leren.
"Was dit Willem van Buren, die vandaag op deze schitterende winterdag ook zijn geluk ging beproeven?" Nee, ik kende deze persoon. Wel bijna dezelfde achternaam, maar zonder tussenvoegsel van. Geen schaatser, maar wel vogelaar, vogel-verhalenschrijfster en fotograaf. Ik riep haar naam. Een blauwe arm maakte me duidelijk dat haar tocht naar wak 3 ging.
![]() |
![]() |
Bij wak 3 had het kwik het Zilvermeer niet helemaal tot een spiegel verstold. "Wie had hier een driehoekige bijt in het ijs gehakt?" De Kokmeeuwen, sommige met oorwarmers, sommige met zwarte muts, schaatsten er tot het randje. De Dodaars manifesteerde zich er als ijsduiker.
Ik begreep nu waar de uitdrukking "Een vreemde eend in de bijt." vandaan komt.
Stephen Moss wijst ons er in zijn boek Vogelgedrag overigens op, dat Meerkoeten veel meer op eenden lijken dan de andere leden van hun familie, de rallen. Hij schrijft dit toe aan een proces van convergente evolutie, waarbij externe omstandigheden de morfologie van een vogel of ander organisme bepalen. Hierdoor ontstaan oppervlakkige overeenkomsten tussen dieren die dezelfde leefomgeving en leefwijze hebben. Zo hebben meerkoeten gedeeltelijke zwemvliezen en duiken ze net als sommige eenden onder water. Volledige zwemvliezen hebben de Meerkoeten niet nodig, omdat ze zelden grote afstanden over het water afleggen. Het zijn "short-trackers", zullen we maar zeggen. Ik zag trouwens dat beide soorten tijdens de winter gek zijn op brood.
Het boek meldt ons ook nog dat Zomertalingen in een ander jaargetijde vaak Meerkoeten vergezellen. Ze lijken gebruik te maken van het feit, dat duikende Meerkoeten het water in beroering brengen, waardoor voedseldeeltjes naar de oppervlakte komen die de Zomertalingen dan eten. Een dergelijke symbiose van de twee soorten heb ik in Kardinge één keer mogen aanschouwen. Het was tot nu ook de enige keer, dat ik een Zomertaling in het gebied heb gezien.
We blijven nog even bij de Meerkoet stilstaan. Buren vertelde me dat er in de stad ook eentje met een halsband ontdekt was. Deze koet was van ver over komen vliegen. "Nooit geweten, dat koeten ook trekvogels (kunnen) zijn."
Boussauw verklaart ons in Vogels in volksgeloof, magie en mythologie nog de naam. Een oude dialectnaam voor de meerkoet, zou "markol" zijn, afgeleid van "mar" (moeras) en kol, de witte bles van de vogel. De Duitsers benadrukken de bles in "Bläßhuhn". "Die Belche" of "Der Belchen" is een andere naam. Men spreekt van een vogel met een witte "Stirnplatte", een vogel met een bord voor de kop. "Wel mooi, dat Moeder Natuur de Arbowetgeving naleeft. Als je voor je dagelijks brood vrijwel de hele dag kopje onder moet in het koude water en daarbij het gevaar loopt, om je hoofd te stoten tegen scherpe rietstengels of mensentroep, dan is zo'n "Stirnplatte" zo gek nog niet."
Boussauw wijst er nog op, dat de naam meerkoet niets te maken heeft met de naam Markolf voor de Gaai. Hier gaat het om een persoonsnaam Marculphus, een spotter en praatjesmaker uit de Middeleeuwen, naar wie de Gaai, ooit een kooivogel, werd genoemd. Wat schetst mijn verbazing als ik meerkoet en meerkol op zoek in De Grote Van Dale: 1. (veroud.) meerkoet; - 2. Vlaamse Gaai (...) ook merriekol genoemd. "Komt meer dus van merrie?" Het cirkeltje is rond. Mijn schaatstochtje nog niet.
Een vogelgids wil ons ook nog doen geloven, dat de naam gedeeltelijk een onomatopee zou kunnen zijn, een door klanknabootsing gevormd woord: Lars Jonsson: "Meest gehoorde roep een luid, herhaald, variabel koet en een explosief, scherp, soms piets, alsof iemand in het riet een gloeilamp op de stenen laat vallen. Tijdens nachtelijke vluchten ook een trompetterend, iets hol en desolaat klinkend pee-au." "Ja dat krijg je ervan als je met je bloten voeten in die gloeilamp loopt." Ik zie Bert Visscher of Freek de Jonge bij deze zinnen van Jonsson de mooiste scenes maken. Marculphus leeft voort.
Ik maak nog wat praatjes met Buren, die ik wel bij de voornaam Ana mag noemen, over andere vogelaars en over fotografie. Ana moet lachen om de sneeuwstand die ik nu hanteer. Volgens haar wordt het tijd, dat ik wat meer uit de hand- of halfautomaat-standkiek. Ik zal mijn best doen.
Ik zie een buurman bij wak 3 de watervogels complete broden voeren. Plotseling realiseer ik me dat ik nog geen noodrantsoen brood in de diepvries heb liggen. En om nou broodroof bij de vogels te plegen...Ik sla een zijweg in naar de koek en zopie van Natuurvoedingwinkel "De Wiershoeck". Dan maar geen Goudvink. Die had ik in januari 2009 al in de takken van het Bevrijdingsbos vastgelegd. Net als die vreemde eend in de toenmalige bijt, de Carolina-eend met zijn prachtige gestroomlijnde schaatsmuts, "Mooie Mario onder de eenden." Er moest nu brood op de plank komen.
![]() |
![]() |
Onderweg kwam ik nog een paar leuke wintergasten tegen: de Kramsvogel (door een schaatsmaat ook wel Siberische Lijster genoemd) en de Koperwiek. Hier moest en zou ik nog een foto van maken. De Kramsvogel was me steeds te glad af. Wat wil je ook? In de vogelgids staat, dat deze vogel wormen op gehoor kan lokaliseren! "Hoe heeft men dat onderzocht? Maken wormen ook geluid dan?" Dat deze vogel een zeer goed gehoor heeft, heb ik gemerkt. Iedere keer, dat ik een poging deed om zacht klunend over de verse sneeuw dichterbij de vogel te glijden, joeg het geringste contact met de sneeuw hem en andere lijsterachtigen die hun wintervoedsel onder bij de boomstammen leken te zoeken de takken in.
De Kramsvogel, Duits "Wacholderdrossel" ontleent zijn naam trouwens aan de "Krammetsbeere" de jeneverbes, in het Duits ook wel "Wacholder".
Dat fotograferen ook "Fingerspitzengefühl" is, merkte ik op de mooie winterdag van 30 januari 2010 nog maar eens te meer. Als de Reiger bij zijn wak, bleef ik verijst zonder wodka of jenever bij de takken van Beijum staan, om toch maar een Kramsvogel of Koperwiek in bytes vast te leggen. Zonder handschoenen, want de knopjes van de camera zijn zo klein. Totdat ik "byte had": de Koperwiek in de zon! "Hoe komt die aan die koperkleurige vlekken onder zijn oksels?" "Hoe heeft die vliegen geleerd?"
Verkleumd met een Waldbrood in de rugzak, kwam ik onderweg nog mijn schaatstrainer tegen. "Nee, een Elfstedentocht zit er niet meer in." "Mijn wakkentakkentochten waren ook leuk." In het witte laken had het zout rode lijnen gebeten, waarop sporters eens een dwarslijn hadden getrokken: Finish.
Harm Jansen
Reacties
Gr, Bart-Jan
RSS lijst met reacties op dit artikel