Fotoshoot met Europa’s kleinste vogelfotomodel
door: Harm Jansen
10-10-2010
Een vogel levert weerwerk, tikt en vliegt weg. ‘T is een tik tegen de lucht, heen en terug, verder niets. (uit Weerwerk, Bert Schierbeek, 1980)
De snelste manier om van A naar B te komen, is meer aanwezig zijn in A. Daarom bleef ik ’s morgens wat langer thuis. De fietstassen om naar mijn tweede huis, de vogelkijkhut in de Breebaartpolder, te gaan, stonden al klaar. Ik genoot met aandacht van mijn ontbijt. De stilte werd doorbroken door een dof geluid. “Zeker een ekster, die op de dakgoot landt.” “Wat zou 10-10-10 ons brengen?”
3-10 was ik nog in B en op ‘t platteland geweest. Iemand in de hut liet me op het micro-schermpje van z’n Nikon een Zeearend zien. De vliegende deur klapte zijn vleugels open vanachter een dijk bij de CC-polder. Hoogstwaarschijnlijk op jacht naar ganzen, die massaal in de kwelder aanwezig zijn. Op de enorme wide-screen boven de Dollardkwelder zag ik 10-10 geen spanwijdte 2.45 m. Wel prachtige wolken, slierten en spiralen, wit, dan donker, hoog in de lucht, dan weer laag, vlak boven het water, waarin ze leken te spiegelen, bonte strandlopers, heen en terug naar het strand, de kwelderrand.
Terug naar A, naar de stad, doorkruisten twee Buizerds de avondgloed van de ondergaande zon. Miauwend. Een mooie waarneming. 10-10 was toch een bijzondere dag geweest. De echte sensatie lag niet in de romp of op de staart, maar aan de kop van de dag. Niet ‘s avonds, ‘s middags, maar ‘s ochtends spande een vogel de kroon, of beter gezegd haar kruin.
Toen ik de ramen wilde sluiten, zag ik haar. Warempel vrijwel achter de drempel van mijn achterdeur. Op de cat-walk in mijn achtertuin. De Regulus Regulus. Een Goudhaantje! Dizzy. Dat was dus het doffe geluid geweest. Lengte 9 cm, gewicht 10 gram tegen het dubbele glas. Haar spanwijdte stond niet eens in de vogelgids. “Dat dat nog zo’n dof geluid geeft.” Ik haalde mijn camera en voelde me een fotojournalist bij een kleine vliegramp.
Gelukkig ze leefde nog. Toen lengte 1.98 m voor haar stond, keek ze toch omhoog.
Daar lag ik dan in mijn ochtendjas op een koude deurmat. Voor goed oogcontact moest je wel plat. Ze liet zich goed bekijken. De gele kruinstreep maakte duidelijk dat het een vrouwtje was. Mannetjes hebben een oranje basis aan de gelekruinstreepveren. Een aantal jaren achtereen weten de Goudhaantjes de enige naaldboom die mijn tuin rijk is, te vinden. Één keer kwam zelfs een Vuurgoudhaan (Regulus ignicapillus: koninkje met vurig haar) voorbij. Bij dit vogeltje is de kruinstreep echt vurig oranje.
Regulus is een deminutivum, een verkleinwoord van het woord rex, koninkje dus. Duits: Wintergoldhähnchen: “Staat de winter nu al voor de deur?” Engels Goldcrest: “Gouden kruin”. Frans Roitelet huppé: “Gekuifde koninkje”. “Een koninkje met een hanenkam.” Bijbetekenis “potentaatje”? “Napoleongedrag?”
“Wat een highlight vogeltje!”
![]() |
![]() |
De telelens had ik nu niet nodig. Sterker nog, ik kon de macrostand gebruiken, waarmee ik anders insecten fotografeer. Dizzy bleef stil zitten. Ze leek wat down.
Zij moest door de klap wel een vurig, brandend, gloeiend hoofd hebben. “Hoofdpijn?” “Wat te doen?” “Ik kon Dizzy hier toch niet alleen achterlaten?” “Ze zou een al te gemakkelijke prooi voor de neighbour-cats worden, ook al heb ik mijn tuin daartegen afgeschermd met schutting en draad.” “Dat kon ik niet toelaten.”
“Weg met die camera.” Ik zou snel een wasmand gaan halen en haar daar in leggen, opdat ze onderdak van de shock zou kunnen bekomen. Ik liet de deur op een kier staan, zodat ze bij gevaar altijd nog naar binnen zou kunnen wippen. Op het moment dat ik aanstalten maakte, om even weg te gaan, spreidde ze haar vleugeltjes en opende ze haar snaveltje, waarmee ze een ijl, zacht en hoog sie-sie-sie produceerde. “Jammer dat ik de camera nu niet in de hand heb.” “Gelukkig Dizzy kwam weer tot leven.” Ze leek me niet vleugellam. Ik vergewiste me er eerst van, of er een kat in de buurt was. “Nee.” Met rasse schreden spoedde ik de trappen van mijn huis op, om de wasmand te halen. In een mum van een tijd was ik terug. Ik wreef nog eens in mijn ogen. Dizzy was gevlogen. Wellicht geldt ook voor haar een Zen-gezegde: “Het is drieëndertig keer vallen en vierendertig keer opstaan.”
Een vogel levert weerwerk, tikt en vliegt weg. ‘T was een tik tegen mijn glas, van boven naar - beneden, verder niets.
Harm Jansen