Waterhoen met snoek
Gallinule poule-d’eau avec brochet
door: Harm Jansen
25 januaril 2013
Vrijdag Visdag
Dat dacht ook de IJsvogel. De “Kingfisher”. Hij zat weer op zijn troon. Op een tak bij een wak. In een wit winterlandschap. In de stad. “The return of the King!” Naderend verkeer verstoorde het plaatje. De troonsafstand was nabij. Als een vuurpijl flitste de vogel door mijn gezichtsveld, van boven blauw, van onderen oranje navonkend. Voor de visvangst moest de “The King” naar een ander wak. Voor het plaatje liep ik een ommetje in de wijk. Maar dat was vergeefse moeite. Dat was “Snoeken op zolder zoeken.”
Snoek
Die Snoek zag ik echter wel. In een andere sloot. Op het ijs. Wie had die uit de diepvries naar beneden gegooid? Ik scande de omgeving af. Alle dakramen waren dicht. Het was ijzig koud. Geen vogel in de lucht. De Snoek had geleden. De bloedvlekken op het onschuldige wit bevestigden dat. “Wie was de boosdoener?”
“The King” eet wel jonge Snoekjes. Zijn visjes zijn hooguit 10 cm groot. Hier lag een ander formaat. De vorm van een vis doorkruiste mijn gedachten. Het ICHTUS-symbool, dat je wel eens op een auto ziet. Hiermee geven mensen niet aan, dat ze lid van een visclub zijn.
Het Griekse ἰχθύς betekent vis. Het woord is een acroniem. Een letterwoord. Elke letter heeft een betekenis: I (I) Ἰησοῦς, Jezus, Χ (CH) Χριστός, Christus, Θ (TH) Θεοῦ, Gods,Υ (Y) Υἱός, Zoon Σ (S) Σωτήρ, Redder. Met het symbool geven mensen aan, dat ze christen zijn. Het staat voor de doop in het water. Het verwijst ook naar een wonderbaarlijke visvangst.
Met zijn torpedo-achtig lichaam en scherp getande kaken past de Snoek niet goed in het symbool. Hij is een echte roofvis. Hij eet bij voorkeur vis. Maar ook amfibieën, kreeftachtigen, knaagdieren, zelfs de muskusrat, en jonge watervogels!
De Snoek jaagt op zicht. Hierbij maakt hij ook gebruik van de zogenaamde zijlijn: een zintuig, waarmee bewegingen en trillingen in het omringende water waargenomen kunnen worden.
Waterhoen
Vanaf de zijlijn, vanaf een bruggetje, zag ik ineens een Waterhoen. Het liep naar een wak en spoelde zijn mond. Maar de rode snavel bleef. Die Snoek had het zo bij de kop kunnen nemen. Hij leek me niet het slachtoffer van een Waterhoen. “Wie was nou onderwerp van het lijdend voorwerp geweest?”
Het Waterhoen heet in het Latijn Gallinula chloropus: de groenpootkip. Gezien uiterlijk en gedrag heeft het Waterhoen talloze bijnamen, die per streek kunnen verschillen. In Noord-Brabant komt de naam Jezuskip voor. Wanneer hij met behulp van zijn lange tenen over waterplanten loopt, lijkt het alsof hij over het water kan lopen. “Onmogelijk onderwerp en lijdend voorwerp hebben een associatie gemeen.”
Ook het Waterhoen heeft een zijlijn, de witte flankstreep over zijn vleugels. Kester Freriks vergelijkt deze streep in zijn gids “Vogels kijken” met een opgerolde krant. “Zeker om de vis in mee te nemen.”
Nou dacht ik altijd dat het Waterhoen qua voedsel een vogel van het groene werk was. “Opus” betekent werk. In “Chloropus” herken ik ook “Chloris”, de Groenende, godin van de planten en bloemen, Flora.
Dat de “Greenpoot” geen pure veganist is, las ik in het boek “Mijn vogels” van Albert Beintema. Hij verplaatst ons naar Tristan da Cunha. Een vulkaaneiland in het zuiden van de Atlantische Oceaan met nog geen 300 inwoners.
Zij moesten niet veel van hun Waterhoentjes hebben. Deze zouden ’s nachts in het dorp afdalen om er kippeneieren te roven. Boven op de berg zouden ze de eieren van de Albatrossen lekprikken om ze leeg te slobberen. Het dottergele puntje aan de snavel van het Waterhoen kreeg bij mij een andere betekenis.
De “Groenpoten” hebben overigens hoog aan de poten, vlak onder de buikveren, een rood bandje en daarom zei men wel dat het Waterhoen “Ridder in de Orde van de Kousenband” was. Deze Ridder is een alleseter. Hij eet kleine dieren, wormen, slakken en ook vissen.
Volgens een foto in “Mijn vogels” lijkt het Tristanhoentje niet identiek aan ons Waterhoen. Hier lijkt het rode poten te hebben. De witte flankstreep op de vleugels lijkt niet aanwezig. “Op Tristan da Cunha wordt zeker geen krant bezorgd.” Het Tristanhoentje blijkt ook niet te kunnen vliegen. “Wat wil je? Voor een vlucht naar Zuid-Amerika of Zuid-Afrika heb je ook wel heel veel uithoudingsvermogen nodig.” “Met die afstanden bouw je op je dashboard wel een genetic switch in.”
Beintema ondernam een Waterhoenkruistocht naar Tristan da Cunha, om te onderzoeken in hoeverre de daar voorkomende soort van onze soort verschilde en een unieke soort was. In een ander boek wijdde hij hier 500 bladzijden aan. Hij nam zelfs een dood exemplaar van het Tristanhoen mee en bewaarde dat thuis in de diepvries. “Weer eens wat anders dan een Snoek.” Niet om te eten, maar om later DNA-onderzoek te doen met eerder gevonden exemplaren van de veronderstelde andere soort, die in het British Museum bewaard worden. Conclusie is, dat de oorspronkelijke Tristansoort uitgestorven is.
Mijn Waterhoenkruistocht naderde ook zijn einde. Mijn maag rammelde. Ik had ’s middags nog niet gegeten. “Ne cherche pas midi à quatorze heures!” Ik had een “Kingfisher” gezocht en een Waterhoen met Snoek gevonden. De tijd was voorbij gevlogen. Ik keek nog even op mijn horloge. Geen Omega-vetzuren in mijn menu. Dat werd vanavond vlees noch vis. Maar wel vis voor het Waterhoen. Deze Ridder in de Orde van de Kousenband ontpopte zich tot bloedzuiger. Het Waterhoen leek de Snoek wel te willen fileren.
Deed hij hier het voorwerk voor de ware visser, Schoffie Reiger, die ik later nog zou zien? Het echte onderwerp. Het lijdend voorwerp, was ook voor hem te groot geweest, om in één keer door te slikken. Het ontleden liet hij aan andere liefhebbers over.”
De koude wind trok aan. Er biggelden tranen door mijn variofocus. Het beeld werd wazig. “Sterk spul die Fisherman’s Friend.”
Harm Jansen