Requiem voor een ransuil
door Harm Jansen
De ransuil op een sigarenbandje van het merk Uiltje kijkt je met open ogen aan. De oranje brandogen van deze uil doen je denken aan het uiteinde van een sigaar waar iemand goed de fik in steekt en houdt. Wellicht heeft de Kamper sigarenfabriek La Bolsa deze uil daarom tot haar logo gemaakt.
De ransuil die ik 15 november 2017 bij Sportcentrum Kardinge ontmoette, trok duidelijk niet aan een sigaar. Roken en sport gaan niet samen. Deze ransuil was duidelijk een uiltje aan het knappen. Met samengeknepen ogen genoot hij van zijn “napflix”. In zijn halfslaap zag en hoorde hij wel wat er in zijn dagfilm voorbijtrok. Bijvoorbeeld een kraai.
De oorpluimen gingen even steiler omhoog, de kop werd gedraaid en de ogen gingen branden, toen deze vogel als een tennisbal uit de lucht kwam vallen en zich met acekracht op hem dreigde te storten. De ransuil verliet zijn slaapstand en wisselde van positie. Hij verliet zijn baseline. Hij vloog snel in het roestkleurige struikgewas, dat hem als een handdoek omkleedde.
In Duitsland noemt men de ransuil Waldohreule. Nabij sportcentrum Kardinge zag ik geen Wald, geen bos. Meestal heeft de ransuil zijn roestplek in een echte (naald)boom, waarin hij zich goed kan verschuilen achter takken en gebladerte. Deze zat wel op een tamelijk open plek.
Die Eule lobt den Tag nicht. De uil prijst de dag niet. De uil die ik zag, we noemen hem Rans, had een wekker in de buurt: ’s avonds werd het logo van het sportcentrum in de schijnwerpers gezet: tijd om te gaan jagen, tijd om naar het werk te gaan. De film noir kon beginnen. In het red-light district van een stad heeft de zin - de uiltjes beginnen te vliegen - trouwens een figuurlijke betekenis. Dit geldt ook voor de zin - er is een uil om de lamp. Zoek de betekenis van deze zinnen maar eens op.
Het woord rans in ransuil komt waarschijnlijk van het Middelnederlandse woord ranse, dat sluier betekent. De veertjes op het gezicht zouden lijntjes en aldus een sluier vormen. Het zou ook afgeleid kunnen zijn van Duitse woorden uit de jachttaal: rantzen en ranzig, "onstuimig springen" en "bronstig". De naam zou dan betrekking op de baltsvlucht van het mannetje kunnen hebben.
Rans ging niet vroeg op jacht. De lampen van Kardinge waren al aan, in de schemering zag ik hem echter nog zitten. Op een zonnige dag daarna zat hij echter niet meer op zijn plek. Het leek net alsof er onder in de wal een dode uil lag. Boven op de wal nam ik een remspoor van een bromfiets of scooter waar. Even schoot de titel van Maarten ’t Harts boek Stenen voor een ransuil door me heen. Het zal toch niet waar zijn... Te veel Tatort gekeken. Op de bewuste plek was geen corpus delicti te ontdekken. De ballenjongens hadden de uilenballen al opgeruimd. Andere uitwerpselen van Rans leken op gebluste kalk. Witte vlekken, dat waren de enige sporen.
Waar was Rans gebleven? Zat hij op een andere roestplek? Of was hij verkeersslachtoffer geworden door ’s nachts naar de koplampen van de knorrende beesten op de aangrenzende ringweg te vliegen? ’s Avonds stelde ik mij Rans voor als de laagvliegende ransuil in een mistflard boven een weiland langs het Slochterdiep zoals ik die eens tijdens een avondlijke fietstocht waarnam. Mijn filmtrack daarbij kwam van Zbigniew Preisner: Requiem for my friend - Meeting.
Harm Jansen