![]() |
Weblog Atlas 2014 |
![]() |
Zoals u weet loopt sinds enige tijd het nieuwe landelijke SOVON-atlasproject. Ook in Groningen proberen we zoveel mogelijk blokken geteld te krijgen om het beeld van de Groninger vogelrijkdom - of het gebrek daaraan - compleet te krijgen. Op deze pagina zullen de mensen die voor het project in het veld zijn verslag doen van hun wederwaardigheden in "hun" atlasblokken.
Op het kaartje rechtsboven kunt u aan de kleuren zien uit welke blokken er tot nu toe is geblogd. We hopen dat het patroon zich steeds verder gaat vullen. Als u actief bent, en u bent nog niet door ons benaderd voor een bijdrage aan dit blog, aarzel niet contact op te nemen met de web-redactie.
Ook hopen we dat er nog mensen enthousiast zullen worden om mee te gaan doen. Onder aan de blogs staan een aantal links waar u meer informatie kunt vinden.
Woensdag 18 juni 2014
Blog 5. Blok Holwierde, laatste ronde
De eerste trein vanuit Groningen reed voor mij alleen, om zes uur stapte ik met mijn fiets op het perron van Appingedam en vijf minuten later reed ik het atlasblok binnen.
Ik had een jaar eerder blok Holwierde (7-17) gekozen uit de nog vrije blokken omdat het dicht bij een station ligt: op de fiets kom je het makkelijkste langs alle tussendoorweggetjes. Bovendien stammen de gebroeders Koffijberg uit Holwierde: dan moeten er toch wel bijzondere vogels voorkomen. Het seizoen schiet al op: veel vogels met uitgevlogen jongen. Juni is de maand van geuren: in het open veld die van bloeiende aardappels en de stoffige droge geur van tarwe. In de dorpen snuif je linden op.
Het landschap is er mooi: grote boerderijen en dorpjes met weinig nieuwbouw en met de middeleeuwse kerken. Deze ochtend alles onder een deken van wolkenvelden die vanaf de Noordzee het land binnendrongen. Gelukkig niet met een al te harde wind: daardoor waren de kleine karekieten goed te horen. Jonge hazen renden met een malle waggelgang voor me uit over de weg.
En vogels dan: daar kwamen we voor. Adulte kleine mantelmeeuwen op weilanden waar mest geinjecteerd was, roeken met bedelende jongen vanaf de kolonie in Ekenstein: deze telden allemaal niet. In en rond de dorpen al zwermen huis- en ringmussen: ook met lage codes. Bij Holwierde heb je kilometerhokken waar je de klok aftelt om het verplichte uur vol te maken; neem nog een kop koffie! En dan duikt er opeens een paartje roodborsttapuit voor je op. Toch één verrassing. Een dorpsbewoner vroeg: ‘’En, nog iets spannends gezien?’’ ‘’Nou, niet echt!’’ Op terugweg fietste ik langs het natuurgebied Hoeksmeer. Hier zaten Grutto ’s met jongen, kluten en een mannetje smient. Spannende vogels vind je tegenwoordig achter het bordje ‘’natuurreservaat’’, niet in landbouwgebieden.
Alco van Klinken
Blog 4. Oost-Groningen, de eerste helft van mei 2014
Op 5 mei is het nationale bevrijdingsdag en dus een geschikt moment om er weer op uit te gaan. Nu hok Vriescheloo zo lekker ging ben ik nieuwsgierig hoe het bij de buren is in hok Wedde (13-22). Hier liggen een paar mooie stukken natuur, zoals de Gaast dat naast de Wedderbergen ligt en befaamd is om zijn Paapjes, een van de weinige plekken in Groningen waar ze nog zitten. De Paapjes blijken er nog niet te zijn maar wel heel veel Grasmussen en hier en daar Roodborsttapuiten. Naast de Gaast ligt een geweldig koolzaadveld van 400 meter breed en 500 meter lang. Er zitten enkele Blauwborsten in te zingen. De Wedderbergen hebben betere tijden gekend, voordat het werd omgetoverd in een groot recreatiepark. Desondanks heeft de Westerwoldsche A die hier langs stroomt een mooie oeverbegroeiing. Er zitten twee Nachtegalen dicht bij elkaar te zingen. Nergens zingt die dag een Graspieper, zelfs niet in de Gaast. De dag komt er aan dat er in Groningen meer Boompiepers dan Graspiepers broeden. In het hele gebied van de gemeente Bellingwedde en omgeving is het al zover, 1 Graspieper tegenover 34 Boompiepers. Overigens is de noordkant van Wedde prachtig, met zandpaden door een lichtglooiend landschap. | ![]() |
Op 8 mei voorspelt Harma Boer van RTV Noord droog weer hoewel de lucht geheel betrokken is. Dat is nuttige informatie, dus om 11.00 start ik met een rondje door het zuidelijk deel van de hokken. Doel is het Hebrecht tegen de Duitse grens waar al tientallen jaren veel Rietganzen pleisteren. Die zijn al lang naar het noorden vertrokken maar de vraag is wat er dan wel zit. Het blijkt dat er tientallen Geelgorzen in de zuidhelft van het gebied zitten. Onder het fietsen kom ik de Grote Lijster weer tegen, de enige van hok Wedde. Hij zit te zingen, maar is niet alleen want twee honderd meter verderop zit er nog een te zingen. De 7e in totaal in drie hokken. Dik gezaaid zijn ze al lang niet meer en rond Haren en Groningen zijn ze vrijwel verdwenen. In een ruilverkavelingsbosje roept een Sperwer. Na 3 uur moet ik weer aan de weervrouw van RTV Noord denken, want het regent inmiddels onophoudelijk en ik moet nog 8 km terugfietsen naar de auto. Er zijn landen waar het met boodschappers van slecht nieuws slecht af loopt. Gelukkig belooft Harma Boer een paar dagen later beterschap. | Veendiep ten zuiden van Bellingwolde: Krakeend, Fuut, IJsvogel en Kleine Karekiet. In het bos zitten Glanskopmezen en de Groene Specht. |
Overzicht vanaf Vriescheloo van het open landschap in het centrale deel van het 10x10 km gebied. Langs het zandpad staat een bloeiende bremstruik en zingen Gele Kwikstaart, Geelgors en Boompieper. Wat verderop zitten Grote Lijsters. Aan de horizon ligt rechts op 5,2 kilometer afstand een grote bosaanplant bij Bellingwolde. Het geboomte links en rechts van de eenzame veldboom is Oudeschans dat op 8 kilometer afstand ligt. Waar de horizon ophoudt ligt Klein Ulsda, juist buiten het telgebied. | |
Op 16 mei is het prima weer, niet te warm en niet te koud. Bellingwolde moet weer een beurtje hebben want van de later aangekomen vogels hebben we nog niets. Om 8 uur rij ik op de fiets weg uit Oudeschans met het idee om de mooiste stukken bij langs te gaan. In het buitengebied zingen de Grasmussen volop. Maar ik ben vooral benieuwd of het gaat lukken met twee soorten waar ik vooral voor kom, de Bonte Vliegenvanger en de Gekraagde Roodstaart. Ze doen het prima. In 2006 was de Bonte Vliegenvanger vogel van het jaar en werd het bestand voor Groningen op 250 geschat. In Bellingwolde blijken er nadat ik het hele hok straat voor straat heb doorgefietst 23 te zitten. Daaruit blijkt gelijk dat er gemiddeld genomen in Oost-Groningen hogere dichtheden zijn aan zangvogels dan in de rest van Groningen. Dit geldt zeker voor de Bonte Vliegenvanger. Behalve aan de Hoge Hereweg in Glimmen waar er drie op een rijtje zitten is het overal rond Haren sprokkelen geblazen. Op de terugweg een uitstapje aan de zuidzijde van Winschoten. Ik heb besloten dat hok (13-12) er nog maar even bij te pakken. Op een plas bij de Zuiderwuppen zwemmen 40 Krakeenden en wat Tafeleenden. De Krooneenden die naar het schijnt hier wel eens zitten zijn er niet. Wel zingt de eerste Bosrietzanger van het jaar. | ![]() |
Na 8 keer tellen komt een van de doelen in zicht: het idee om van een flink stuk gebied, van 10x10 km, te weten hoeveel vogels er nu ongeveer zitten. De teller staat op 377 zingende Tjiftjaffen en 85 Gekraagde Roodstaarten. Ik moet nog 30% van geschikt gebied voor deze soorten bij langs. Dat moet deels gaan lukken. Want de Tjiftjaf zingt tot eind juni flink door en de Roodstaart kan ook met de alarmroep.
Uw voorzitter, Egbert Boekema
Blog 3. De Lauwersmeer, 28 april - 10 mei 2014
Voor mij gaat het Atlasproject het tweede jaar in. Vorig jaar heb ik samen met Jeroen Niezen een blok geïnventariseerd; ook al tijdens het vorige Atlasproject (rond 1999) hebben wij samen enkele atlasblokken geteld.
We waren er op tijd bij om een interessant blok op fietsafstand te claimen en met veel plezier hebben we in 2012-2013 blok 07-55, met onder andere de Westerbroekstermadepolder en Kropswolderbuitenpolder, flink doorgeploegd. We begonnen met de wintervogels en hebben vervolgens de broedvogels in kaart gebracht. We kwamen op 108 soorten broedvogels uit, geen onaardige score.
Na afloop was het voor ons vanzelfsprekend om nog een blok te claimen. Tot onze verbazing was er nog een blok in de Lauwersmeer vrij, 02-57. Wederom een topgebied: weliswaar niet op fietsafstand maar wel zeer interessant: geen grote woonwijken of industriegebied, helaas wel een stuk militair terrein maar het is toch overwegend natuur.
Een blok op afstand en aan de kust vergt wat meer planning. In de Lauwersmeer waait het aanzienlijk vaker en harder dan in de stad, een nadeel. Het is dus zaak de weerberichten goed in de gaten te houden. Lijkt het goed en kunnen we beiden, dan de fietsen achterop de auto en rijden! De Lauwersmeer, en dan vooral de Marnewaard, blijkt in de winter behoorlijk leeg. De Atlas-DC vroeg zelfs een keer of we wel genoeg bezoeken gebracht hadden; dat was wel degelijk het geval. Toch hadden we veel leuke waarnemingen. Vooral roofvogels zoals Blauwe Kiekendieven, Ruigpootbuizerds, Slechtvalk, Zeearend en Velduil, maar ook 36 Dodaarzen en een Zwarte Zee-eend.
Nu zitten we al weer volop in het broedseizoen en, zoals Egbert ook in zijn bijdrage beschreef is dat altijd volkomen verrassend. Je hebt wel een vaag idee van wat je aan zult treffen maar waar en in welke hoeveelheden moet allemaal onderzocht worden. Ook het gebied zelf kan je nog verrassen: ondanks dat ik er vaak geweest ben stuitte ik op onbekende wandelpaden en mooie moerasachtige stukjes.
Het Atlasproject werkt met een systeem van uurhokken en punttellingen. De verkregen gegevens kunnen dan geëxtrapoleerd worden. Een heel blok integraal tellen is natuurlijk ook geen doen. Zeldzamere soorten moeten worden ingetekend, maar ook wij proberen er iets meer uit te halen. Ikzelf wil precies weten hoeveel Nachtegalen er in ons blok zitten. Het gaat in Nederland niet zo goed met de Nachtegaal en de Lauwersmeer is in het noorden een laatste bolwerk. Het leek mij goed om ook Nachtegaal als zeldzame soort te behandelen en elke zingende vogel in te tekenen.
De moderne techniek maakt het me daarbij gemakkelijk. Met I-Obs, een app voor mijn telefoon, kan ik de vogels ter plekke invoeren. Het GPS-programma van mijn telefoon koppelt mijn waarneming aan coördinaten en via internet komt de waarneming exact op waarneming.nl te staan. Als ik thuiskom staat een stippenkaartje voor mij klaar op de computer! Na twee telronden heb ik al een aardig beeld van aantal en verspreiding van de Nachtegaal in ons blok.
De stippenkaart geeft alle waarnemingen van Nachtegaal in het Atlasblok van ons eerste bezoek (28 april 2014) tot en met ons tweede bezoek (10 mei 2014). De waarnemingen zijn aangevuld met waarnemingen van derden. Van de grote open stippen is de locatie iets minder nauwkeurig. Na toepassen van de SOVON-criteria blijven hier, op dit moment, zo’n twintig paar van over. Tot nu toe zitten wij op 70 broedvogelsoorten. Maar nog niet alle soorten zijn terug of nog niet waargenomen. Ik verheug mij op ons volgende bezoek.
Een Atlasblok tellen vergt enige inzet en soms een beetje doorzettingsvermogen. Alle blokken in de provincie herbergen wel verrassende gebiedjes en soorten. Het is een kunst om 'alles' er uit te halen maar het is altijd een leuke uitdaging. Het zou mooi zijn om onze provincie helemaal geteld te krijgen. We hebben nog een jaar te gaan. In december kun je het gebied verkennen met de wintervogels. Daaropvolgend kun je in bekend gebied de broedvogels in kaart brengen. Op vogelatlas.nl staat welke blokken nog vrij zijn. Succes!
Aart van der Spoel
Blog 2. Oost-Groningen, april 2014
Op tweede paasdag 21 april ga ik voor de tweede keer naar hok Bellingwolde (hok 13-13). Het weer is wisselvallig en de laatste drie uur is het ploeteren in de regen. Eind april is de tijd dat gewone soorten als Winterkoning en Tjiftjaf optimaal zingen. Dus intekenen die handel op kaartjes. Dat is toch een gedoe en bij de volgende keer neem ik me voor 4x2 kaartjes met de ruggen tegen elkaar plakken. Overal zitten Kramsvogels te kwetteren, doortrekkers naar het noorden. In het zuiden van het hok is een grote populierenaanplant, tijd om eens te gaan kijken. Middenin het bos zitten twee grote horsten. De eigenaar verraadt zich al snel want een Havik met prooi zit enkele tientallen meters verderop te wachten totdat ik weer vertrokken ben. Als het te heftig wordt met de regen moet het kale landbouwstuk maar even met de auto doen. Een eenzame Bruine Kiekendief vliegt over de akkers. De Grauwe Kieken zijn er nog niet. Ver weg trekt een Slechtvalk langs. Patrijzen zijn er niet meer en zullen ook bij de volgende bezoeken niet gevonden worden.
Populierenaanplant tussen Oudeschans en Bellingwolde. In de horst midden op de foto zit op 12 meter hoogte een Nijlgans te broeden. Broedvogels zijn Tuinfluiter, Zwartkop en Winterkoning en aan de rand Boompiepers en Grasmussen. Houtduiven zitten er niet, ze kunnen op de grond tussen de brandnetels en op de akkers niets halen. Talrijk zijn ze in de bebouwde kommen (minstens 350 paar) waar ze maanden lang eikels eten, tot ver in het voorjaar toe.
Op 30 april is het eindelijk een goede dag. Bij de twee voorgaande bezoeken heeft blok Vriescheloo indruk gemaakt dus neem ik me voor om eens te kijken hoe ver we kunnen komen van half 7 tot half 7. Een geluk is dat het ’s middags een graad of 18 wordt en dat bij windstil weer de vogels door blijven zingen. Het is eigenlijk nog net even te vroeg dat alle Gekraagde Roodstaarten terug zijn, maar uiteindelijk zingen er 29 stuks, meer dan er in Haren zitten. Ook de Zwartkop is met 94 zingende vogels lekker actief. Van de Tjiftjaf zitten er 150, plus een kleine verrassing. Midden in de bebouwde kom zit er een “tjif tjaf tjiftjaf tjuu tjuu” te zingen. Niet zo mooi als de Iberische Tjiftjaf uit de binnenstad van Groningen uit 2011. Na enige tijd te hebben geluisterd hou ik het op een mengzanger. Het is de 5e die ik scoor in Groningen, de eerste was in 1988 toen ik bij toeval Nico de Vries in Ter Apel tegenkwam die juist een aan het beluisteren was. Die was wel heel veel bezig met tjuu tjuu en deze nou juist niet. Verder zit er weinig aan bijzonderheden. Op een zandpad loopt een Grote Lijster, de enige in het hok die dag. Vergeet ik nog bijna een Draaihals die in een bosje zit te roepen.
Uw voorzitter, Egbert Boekema
Blog 1 - Maartse Atlashokimpressies. Oost-Groningen maart 2014
Na jaren is er weer eens een SOVON atlasproject voor Nederland. Voor de vierde keer. Maar net als in het verleden blijkt het moeilijk om alle 5x5 km hokken in Groningen bezet te krijgen. Eind vorig jaar heb ik me aangemeld om drie hokken in Oost-Groningen te inventariseren. Drie maal geweest tot nu toe en hier wat resultaten.
Het eerste bezoek op zondag 9 maart gaat van start in Bellingwolde (hok 13-13). Dit dorp heeft een prachtige bebouwde kom en het idee was om vooral naar Boomklevers te zoeken. Die roepen doorgaans goed in maart en april, maar zijn in mei soms vrijwel stil. Het is een zonnige, warme dag en inderdaad zitten er verrassend veel. Het hele dorp wordt met de fiets uitgekamd. In totaal kom ik op 19 en in het naburige Oudeschans dat ook volledig in het hok ligt blijken er ook nog drie te zitten. Andere soorten die het goed doen zijn de Houtduif met 33 meest koerende vogels en de Vink. In de ochtend zingen de Zanglijsters goed met zeven in een bosaanplant van een jaar of 30 oud, maar daarna valt de zang weg en komen er nog maar twee bij.
Dat wordt dus sprokkelen en letten op andere vroege soorten. Met twee zingende Appelvinken en eveneens twee Goudvinken en Holenduiven, een roepende Glanskop en wat roffelende Grote Bonte Spechten wordt een begin gemaakt. Een zingende Zwarte Roodstaart is een van de vroegste die ik ooit heb horen zingen. Bij de kerk zitten wat Roeken, maar als ik thuis ben realiseer ik me dat ik niet scherp genoeg heb gelet op eventuele nesten. Een rondje door de buitengebieden levert acht zingende Leeuweriken op en een paar honderd Smienten op de Westerwoldse A. Leukste soort in de bebouwde kom is een roepende Kruisbek.
Als de vouwfiets weer ingeklapt is, rij ik zonder te stoppen nog een rondje naar het zuidelijker gelegen Vriescheloo (hok 13-23) en het westelijker gelegen hok Wedde (13-22). Bij de Wedderbergen komt de fiets er weer bij te pas. Het is echter al flink in de middag en de vogels roepen nog maar bij mondjesmaat. Op twee plekken zitten echter Goudvinken te zingen en te roepen, een soort die het deze eeuw goed doet en bij de vorige atlas in de jaren 90 niet in dit hok werd aangetroffen.
De lat wordt in het atlasproject niet al te hoog gelegd, maar op een ingewikkelde manier hoeft maar een deel van de 25 kilometerhokken waaruit een atlashok bestaat worden geteld. Deze liggen op een magisch grid. Ik wil echter van elke soort precies weten hoeveel er broeden dus ga ik te werk met een pak kaarten waarop alle territoria een voor een in het hele atlashok worden ingetekend.
De volgende keer begin ik op zondag 16 maart met een hele stapel sterk vergrote kaarten van een ingescande 1:25.000 atlas aan de klus in hok Vriescheloo. Een hok met minder oud opgaand geboomte als Bellingwolde. Nu blijkt dat ik dit gebied nauwelijks ken (het leuke van het atlasproject). In een grijs verleden wel eens geweest, zoals op 3 juli 1976 toen ik met Guido Meeuwissen Kwartels in Vriescheloo ging tellen en op de terugweg fietsend naar Winschoten nog tien koerende Zomertortels telde bij de Wedderbergen. Die zijn er niet meer. Maar er is wel heel veel bos bijgepoot. Eerst maar eens bij het Veendiep kijken, waar bos om een aantal zandplasjes is gepoot. Nog nooit van gehoord. Het blijkt een leuk gebied, een paartje IJsvogels, drie Glanskoppen en een lachende Groene Specht. Op het water zitten Futen, Krakeenden en Kuifeenden. Voor veel zangvogels is het net even te vroeg. Er zitten diverse Geelgorzen, zoals twee paartjes op een zandhoop, maar nergens zingen ze al. Het hok lijkt veel bewerkelijker dan ik had gedacht en op de terugweg bedenk ik me dat het hok Wedde voorlopig maar even niet aan de beurt moet komen. In het noorden grenst dit hok aan Blijham, waar rond de sportvelden ook jong hoog bos staat. Er roept een Appelvink, maar als ik de kaart erbij pak, blijkt hij precies in het hok van Blijham te zitten. Ik rij terug naar Winschoten. Na een tijdje blijkt dat ik de verkeerde kant uitrij. Inderdaad we zijn weer in Bellingwolde. Nu dus maar even letten op de Roek en inderdaad: er zit een nest bij de kerk. Wat verderop zingt nog een Keep, maar die trekken toch allemaal weg.
Deel 3. Het belooft op vrijdag 28 maart goed weer te worden dus neem ik een dag vrij en proberen we eens een dagje goed te keer te gaan in hok Vriescheloo. Het mooie weer is er wel, maar pas in de middag. De hele ochtend staat er een snijdende wind en het blijft uren lang tussen de 3 en de 5°C. Business as usual, zoals ook aan de Noordkust of Eemshaven tijdens trektellen. Maar met twee fleecevesten over elkaar en thermokleren is het wel uit te houden. Nu is het zaak om de oren goed open te houden en alles in te tekenen op de vellen met kaarten. In het begin is het zaak om meters te maken, maar het is even wennen in de wind met koude handen schrijven op wapperende kaarten, dus ik laat het tempo zakken. Het hok heeft meer bos dan bij Bellingwolde, maar in de bebouwde kom staan minder hoge eiken en er zitten dus ook minder Boomklevers. Op diverse plaatsen staan kleine stukjes met coniferen, mooie plekken voor Goudvinken, waarvan er op zes plaatsen een wordt gehoord. Uiteindelijk lukt het om in 7 uur de helft van het hok te bekijken. De teller staat dan op 77 zingende Tjiftjaffen en 44 zingende Roodborsten en nog een boel ander volk.
De vogels zingen duidelijk beter dan twee week ervoor, met nu vijf zingende Geelgorzen en ook nog diverse roepend. Ik ontdek een derde plek waar Glanskoppen zitten, hoog boven de weg van Bellingwolde naar Vriescheloo. Behalve het Veendiep waar wederom de IJsvogel wordt gespot is het Engbert Drenthbos een tweede goed gebied. Het bos is vernoemd naar de oud-burgemeester die tevens bioloog was. Er zitten wat Goudhaantjes te zingen en er worden drie Kruisbekken gezien. Als ze er bij een volgende keer nog zitten loont het om te kijken of het misschien broedvogels zijn. Genoeg voor vandaag. Op de terugweg wil ik toch nog even wat andere vogels zien, dus wordt vanaf de A7 een ommetje naar het Hondshalstermeer gemaakt. Er zitten 435 Kuifeenden en een paartje geringde Canadese Ganzen (A64 en A66). Midden op het water zit nog een ongewone soort, een vrouwtje Eider.
hok Vriescheloo 13-23 - voorlopige verspreiding van de Tjiftjaf
Tot zover wat impressies van een paar gebieden waar ik anders nooit kom. Of ik al de drie de hokken perfect geteld krijg blijft nog de vraag. Maar anders volgend jaar maar Wedde. Het zou mooi zijn als heel Groningen dan af komt, er zijn in Groningen afgerond ongeveer 100 hele hokken (als we de halve grenshokken bij elkaar nemen). Er staan er nog diverse open, die even goed, maar weer anders zijn dan deze drie. (Suggestie aan de vogelaars van Avifauna Groningen). Dus vandaar deze impressie. Het is niet nodig om een heel hok integraal te tellen. Lees de gebruiksaanwijzing op de SOVON website.
Egbert Boekema, uw voorzitter
Meer informatie over het Atlasproject vindt u op www.vogelatlas.nl